De president van vervolgt vandaag zijn orientatiegesprekken met verschillende relavante maatschappelijke groeperingen. Hij ontvangt dan dhr. Aniel Koendjbiharie, voorzitter van de Stichting Wan Okasi die opkomt voor mensen met een beperking. Koendjbiharie was door de partij Doe kanidaat gesteld in het district Wanica op plek nummer 3. Doe is een potentiele regeerpartij en loopt de kans in dat streven haar ‘clean’ karakter te verliezen en gecorrumpeerd te worden. In het partijprogramma van Doe is toch wel een rol toegekend aan de mens met een beperking, waarmee het slecht gesteld is in Suriname. Kennelijk heeft deze Doe-kanidaat als voorzitter van een particuliere sicuale instelling meer te vertellen dan het Doe-programma. Er is in Suriname een Vereniging van Particuliere Sociale Instellingen (VPSI), waarin meerdere niet-gouvernementele organisaties zitten gebundeld. Deze organisaties voeren een taak uit die in principe vanuit de grondwet toebehoort aan de Staat c.q. de regering. Een deel van deze organisaties wordt gesubsidieerd. Het zou op zijn plaats zijn als de president ook deze bundeling uitnodigt om breder te zijn geinformeerd over meerdere thema’s als het gaat om siociale organisaties. Dan denken we aan hulbehoevende wezen, ouderen en zieken, verwaarloosde, misbruikte en chronisch zieke kinderen, slachtoffers van huiselijk geweld, drugsverslaafden en dak- en thuislozen en verkeersslachtoffers. Kennelijk wil de komende regering extra efforts maken voor de mens met een beperking, want structureel is er in de afgelopen regeerperiode niets eraan gedaan. De oorzaak waarop de Doe duidt is o.a. te lezen in hun overigens zeer voorzichig verkiezingsprogramma (p. 9): het ‘verdampen’ van ‘de rijkdommen van de natie’ ‘door corruptie of onoverzichtelijkheid of onsamenhangend bestuur’. De MC heeft in haar tienjarig verkiezingsprogramma in 2010 aan de kiezers beloofd een ‘statuut’ voor mensen met een beperking, een apart overheidsinstituut en een nieuwe beheersstructuur. Het is allemaal niet van de grond gekomen. De enige drijfveer van de partij DOE en haar leden – aldus haar programma – is: het bevorderen van welzijn voor alle Surinamers, ongeacht o.a. menselijke beperking. Ter waarborging van goed en transparant bestuur en dienstbaar leiderschap heeft DOE 8 doelen gesteld waarvan één is ‘het verbeteren van het leefmilieu van mensen met een beperking’. Deze groep zou nog te vaak benaderd worden als personen die geen toekomst hebben. Van anderen afhankelijk blijven, is kennelijk de gedachte. Dit geldt echter voor een beperkt deel van deze groep. Er dient meer beleidsaandacht te komen voor een zelfstandig en menswaardig bestaan voor deze groep, door o.m. speciaal voor hun ontwikkelde woon- en werktrajecten en een aangepast uitkeringssysteem. De Doe, dus ook de stichtingsvoorzitter, is voorstander van concrete korte-termijn-stappen om het leven van mensen met een beperking te veraangenamen en te verzelfstandigen. Deze hebben betrekking op beter zorgvervoer o.a. zorgvervoerabonnement voor scholieren met een beperking, toegankelijkheid van minstens 2 openbare scholen per ressort voor kinderen in een rolstoel, verkeerslichten met rateltikkers voor visueel beperkten, opheffen van machtigingsprocedure voor maandelijkse subsidie, behoud subsidie 60-plussers met een beperking (naast AOV) of zij die trouwen en professionele aanpak huisvestingsproblematiek. Ook wil Doe doelgerichte voorlichting om de acceptatie van mensen met een beperking te vergroten. Ziekenhuizen, supermarkten en overheidskantoren moeten bij wet verplicht toegankelijker gemaakt worden. Dat geldt ook voor parkeerplaatsen. Wat eraan toegevoegd kan worden is het vergroten van de toegang tot beroepsscholing en werkgelegenheid voor de mensen met een beperking, eventueel met een quotum. Hopelijk wordt goede nota genomen van de Doe-punten waarachter de stichtingsvoorzitter ook staat. De president moet pagina 8 uit het Doe-programma waar een grondoorzaak van de Surinmaamse problemen is neergepend, niet uit het oog verliezen.
Interessant zijn ook de hearings met een ‘vertegenwoordiging’ van CCK. Het CCK heeft voor de verkiezingen in mei 2015 gesteld dat kiezers de hoop hebben opgegeven dat hun stem enige invloed kan uitoefenen op wat zal gebeuren in ons land. Het comite constateerde ook dat de afgelopen perioden soms ontmoedigende resultaten zich hebben laten zien en ons enkele beschamende taferelen hebben gepresenteerd. Het zich uitlaten door het CCK inzake de Decembermoorden is door de politiek gehekeld. Rond de aanname van de amnestiewet (met als grote spelers de NDP, de PL en Abop) in 2012 stelde het CCK dat de strafzaak rond de Decembermoorden in elk geval moet doorgaan. De beleidsmakers behoren “niets te doen dat een eerlijke procesgang kan verstoren, indachtig de scheiding der machten”, aldus het CCK. Het comite benadrukte dat dit ook gold voor het parlement dat toeneen wetsvoorstel voorbereidde om amnestie mogelijk te maken. ‘Parlementariërs doen er beter aan zich te laten leiden door morele inzichten in plaats van juridische en politieke motieven. Aanname van dit voorstel zal ernstig inbreuk plegen op het reeds in gang gezette gerechtelijk proces’, aldus CCK. Het CCK stelde ten aanzien van de amnestie dat “hiervan kan pas sprake zijn, nadat een rechtsproces is afgerond en de rechter vonnis heeft gewezen”. “Bij onrecht kan vergeving immers pas na oprechte schuldbekentenis en belijdenis van zonden.” De status quo is in deze situatie dat de (aanpassing van de) amnestiewet toch is aangenomen en dat het rechtsproces – zoals door CCK voorspeld – is verstoord.