Uit krantenberichten heb ik begrepen dat Paul Somohardjo, de kersvers beëdigde fungerend-voorzitter van De Nationale Assemblee (DNA), te kennen gegeven heeft dat hij de gekozen volksvertegenwoordigers, Raymond Sapoen en Diepakkoemar Chitan, niet zal beëdigen. Dit omdat hij van mening is dat deze twee dissidente leden van zijn partij Pertjajah Luhur (PL) door deze partij zijn teruggeroepen. Dit standpunt geeft aanleiding tot enkele interessante juridische vragen en bevestigt mijn eerder ingenomen standpunt dat de Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers (WTV) niet helemaal goed doordacht is. Ik heb mij eerder afgevraagd welk land of stelsel model gestaan heeft voor onze WTV. Dit is van belang om na te gaan of er elders in de wereld steun gezocht kan worden voor de interpretatie van de WTV. Aangezien het Surinaamse recht gestoeld is op het (oude) Nederlandse recht, gaan de Surinaamse juristen voor interpretatie van vele rechtsvragen te rade bij de Nederlandse jurisprudentie (Hoge Raad). Een vluchtig onderzoek heeft mij geleerd dat Nederland geen terugroepwet heeft. Een dergelijke wetgeving komt echter wel voor in bijvoorbeeld India.
De Memorie van Toelichting behorende bij de WTV geeft ook geen verdere informatie over de herkomst. Ik had gehoopt dat de ontwerpers van deze wet (2005) van wie velen nog in leven moeten zijn, enige opheldering zouden geven. Helaas is van die zijde geen reactie gekomen op mijn eerdere artikelen. Ik ga er voorlopig van uit dat de WTV een authentiek Surinaams product is, bedoeld om overloperij in de politiek tegen te gaan. Één van de problemen is dat in de wet overloperij niet duidelijk omschreven is.
Terugkomende op het standpunt van Somohardjo moet hem toegegeven worden dat artikel 1 WTV spreekt van het begrip volksvertegenwoordiger, waaronder verstaan moet worden de persoon die na algemene, vrije en geheime verkiezingen op grond van kiesregeling wordt gekozen casu quo verkozen verklaard om in een volksvertegenwoordigend lichaam een politieke organisatie of combinatie te vertegenwoordigen. In deze zin is inderdaad het beëdigd zijn geen voorwaarde, met andere woorden betrokkene behoeft nog geen lid van DNA te zijn. Dit lijkt mij een manco in de definitie, daar m.i. pas gesproken kan worden van overloperij wanneer een volksvertegenwoordiger zijn partij verlaten heeft en zich aangesloten heeft bij een andere partij. Hiervoor is nodig dat hij op duidelijke wijze in DNA te kennen gegeven heeft dat hij naar een andere partij is overgestapt of een eigen fractie heeft gesticht. En hiervoor is nodig dat hij eerst toegelaten moet worden tot DNA.
Een ander probleem is dat voor een rechtsgeldige terugroeping er eerst een besluit moet zijn van het daartoe bevoegde orgaan van de politieke organisatie. Maakt deze deel uit van een combinatie, dan moet daarna nog bekrachtiging plaatsvinden door de bevoegde organen van de andere samenstellende delen (art 2 WTV). Aangezien ik de documentatie behorende bij het aan de teruggeroepen volksvertegenwoordigers betekende deurwaardersexploot en de statuten van PL niet onder ogen gehad heb, kan ik geen oordeel geven over de rechtsgeldigheid van het genomen besluit.
In casu heb ik begrepen dat alleen de PL het besluit genomen heeft, en dat zij bekrachtiging door V7 niet nodig acht, omdat deze combinatie zou zijn ontbonden c.q. uiteengevallen. Dit standpunt lijkt juist, maar tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat de zetels verkregen zijn in combinatieverband, maar dat wel mag worden aangenomen dat PL als partij de door haar verworven zetels in principe mag behouden en daarover zelfstandig mag beslissen. Ook heeft Somohardjo gelijk als hij zegt dat het lidmaatschap van een teruggeroepen volksvertegenwoordiger eindigt bij de betekening van het deurwaardersexploot. Dit staat immers expliciet in de wet (art 4 lid 3 WTV). De voorwaarde hiervoor is echter dat het besluit op een rechtsgeldige wijze genomen moet zijn, hetgeen door de rechter beoordeeld zal moeten worden. In de drie door mij bestudeerde rechtszaken over terugroeping hebben alle betrokkenen zich op het standpunt gesteld dat zij hun zetel niet behoeven prijs te geven, alvorens er een onherroepelijk rechterlijk vonnis is gewezen. Dit betekent dat zij allemaal hun gehele zittingsperiode hebben kunnen voltooien. De voorzitter DNA is in die gevallen blijkbaar meegegaan met het standpunt van betrokkenen, terwijl ook het Centraal Hoofdstembureau (CHS) geen andere personen heeft benoemd. Dit, omdat het CHS ook blijkbaar van mening was dat er geen vacature was ontstaan.
Het grote verschil tussen de nu spelende zaken van Sapoen en Chitan en de reeds eerder plaatsgehad hebbende, is dat in alle vorige zaken de volksvertegenwoordigers reeds toegelaten waren tot DNA. Art 67 lid 2 Grondwet (GW) legt de fungerende voorzitter, die beëdigd is door de President, de verplichting op de overige 50 leden te beëdigen. Dit betekent m.i. dat op grond van de democratische principes de fungerend-voorzitter aan deze verplichting moet voldoen.
Mocht Somohardjo toch weigeren de twee genoemde volksvertegenwoordigers te beëdigen, dan hebben die twee mogelijkheden:
— de kantonrechter in kort geding vragen om Somohardjo te gelasten hen alsnog te beëdigen. Hierbij rijst echter de vraag of dit staatsrechtelijk wel mogelijk is (scheiding der machten);
— te wachten tot er een nieuwe voorzitter gekozen is, die naar verwachting bereid zal zijn de beide genoemde personen te beëdigen. Maar ook hier doet zich een staatsrechtelijk probleem voor. Volgens art 61 lid 1 GW bestaat DNA uit 51 leden. Is het college volgens de wet rechtsgeldig samengesteld met 49 leden? In ieder geval wachten niet alleen juristen, maar ook grote delen van de samenleving de komende ontwikkelingen met spanning af.
Carlo Jadnanansing