We krijgen geen presidentsverkiezing in DNA in die zin dat er geen twee of meer presidentskandidaten zullen zijn in het parlement de komende weken. De strijd die er geweest is in mei 2015 die is behoorlijk aan het bedaren. Dat komt ook door de houding van de NDP-voorzitter die zich niet alleen laat leiden door het gevoel van de achterban. Het is van meet af aan duidelijk geweest dat de NDP de regering zal vormen. Dat kon alleen en een groot deel van de achterban is daar voorstander van. Er zijn in het verleden regeercoalities geweest die hebben kunnen werken aan economisch herstel en stabiliteit. Dat heeft men jaren achter elkaar kunnen volhouden. Er is vertrouwen geweest in de betreffende partijen dat er in elk geval financieel geen wantoestanden zouden ontstaan. Het gaat dan met name om de NF-partijen. Een soortgelijk vertrouwen is er niet in andere partijen en veel minder in de NDP. Politieke tegenstanders hebben als het ware de NDP uitgedaagd om te regeren zonder financieel mismanagement en de NDP kon deze uitdaging niet aan. Er is recent weer bericht dat in mei de reserves weer zijn geslonken en nu naar een niveau beneden het kritieke punt. Ministeries zijn opgeroepen om te bezuinigen en de vraag rijst in welke mate dat geld zal opleveren aan de Staat. De regering Bouterse heeft wanneer het geld krap werd altijd gewezen in de richting van het staatsapparaat. Het grootste deel van het geld betreffende het staatsapparaat wordt besteed aan salarissen. Die moeten ondanks besparingen aan het einde van de maand worden betaald. Er is een gerucht dat de regering moeite zal hebben met het betalen van salarissen en er zijn zelf minder geloofwaardige geruchten van halve ambtenarensalarissen die gestort zullen worden met een inhaalslag later. In elk geval kan na 1996-2000 en 2010-2015 geconcludeerd worden dat NDP-regeringen er niet om bekend staan dat ze het financiële huishouden degelijk kunnen draaien. Ze worden door kritische economen verweten van het hebben van een krabita-anu op dat stuk. Die twijfels die er waren in 2010 zijn er nu weer. De starpositie van de regering in 2015 is veel slechter dan de startpositie van de regering in 2010. Door veel kiezers wordt gesteld dat de NDP de ruimte moet krijgen om haar eigen rommel zelf op te ruimen. Dat het uiteindelijk een rommel is geworden, is niet meer tegen te spreken. Het is een feit en het kan door de beste economen niet worden verdedigd. Regeren in 2015 en verder zal niet gemakkelijk zijn. Een voordeel dat de NDP heeft, is dat door de lage ontwikkeling en scholing van de bevolking er geen buitenparlementaire druk en monitoring is op de Surinaamse regering. Er is doorgaans veel herrie vanuit de oppositie, maar die kan men wel aan. Die pakt men op de Surinaamse manier aan: ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen’. Alleen maagden die geen muskiet kwaad hebben gedaan, mogen kritiek hebben op de NDP-regering. Dat kan de NDP-propagandamachine volhouden vanwege de gebrekkige educatie en ontwikkeling van de gemiddelde Surinamer.
De onzekerheid over hoe het economisch zal gaan uitpakken, is manifest aanwezig bij de NDP. Men is in staat om te voorspellen wat het zal zijn in de rest van 2015 en 2016. Men kent de huidige ‘inbere’ van de financiële keuken en men weet waarop men niet (meer) mag rekenen. De onzekerheid heerst en dat weten de kleine kiezers niet. De NDP-voorzitter is bezig geweest bij zijn informatiegesprekken om het politieke klimaat in Suriname te pacificeren. Informeel had het iets weg van het formeren van een alle-partijen-kabinet en soort zakenkabinet, in die zin dat hij geïnteresseerd was in alle prioritaire beleidspunten van alle zetel winnende partijen. In de politiek gaat het formeel om het uitvoeren van beleid dat voortspruit uit ideologieën en politieke standpunten. Als de winnaar met de verkiezingen met alle beleidsprioriteiten van alle partijen rekening houdt, dan maakt het in principe niet veel uit of die partijen nou in de coalitie of de oppositie zitten. Met andere woorden, dan zal er niet veel ruimte zijn om over het beleid in DNA veel herrie te maken. Heel interessant zijn geweest de punten die door de VHP – wetende op voorhand dat men vanuit de oppositie een bijdrage zal leveren – zijn voorgehouden aan de president. Het gaat om het kiesstelsel, herziening van de jarenlang aan de orde zijnde grondwet, het veiligheidsgevoel bij de burgerij, bestuur met voldoende transparantie (aanbestedingen), het versterken van de democratie, het instellen van de ombudsman en het instellen van een Wet openbaarheid van bestuur. Het gaat ook om het behoud van de rechtstaat, de economie (o.a. de van de waarde SRD), beleid voeren op basis van goede consultaties, het functioneren van het parlement en een overlegstructuur tussen oppositie en coalitie. De ‘tijd van de amandelboom’ moet voorbij zijn, zei de VHP-voorzitter, waarmee geïndiceerd wordt dat hij zich distantieert van de methode van ‘geen quorum verlenen’. Het lijkt er veel op dat de VHP die weer is gegroeid behoefte heeft aan het ontspannen van de boog en dat men moe is van het persoonlijke opstoken en aanvallen, waarvan de partijvoorzitter zelf ook slachtoffer is geweest. De onzekerheid die duidelijk te zien is bij de NDP-voorzitter, duidt op minder gunstige vooruitzichten die hij voorziet.