Anand Ramdjielal, gewezen lid van de adviesraad van de VHP, vindt het mogelijk alleen gaan van V7-partijen niet correct, aangezien dit zou betekenen dat partijen zich niet aan de gemaakte afspraken zullen houden. Ramdjielal, die eerder lid was van de VHP, bedankte als lid nadat hij een rechtszaak over de wijze van ondertekenen van het samenwerkingsakkoord verloor. Ramdjielal is daarom dan ook geen voorstaander van electorale samenwerking. ‘Als je mans genoeg bent dan ga je alleen de verkiezingen in, want dan pas kan je, je kracht meten. Er zijn afspraken gemaakt, zoals duurzaam samenwerken, gezamenlijk deelnemen aan de verkiezingen en het samenstellen van een goed en verantwoord bestuur. Deze samenwerking en de gemaakte afspraken zijn niet aan tijd gebonden en houden dus niet na de verkiezingen opeens op te bestaan.’ Partijen hebben volgens Ramdjielal geen van allen een afzonderlijke claim op zetels, aangezien verworven zetels allen combinatiezetels en geen partijzetels zijn. Reden waarom partijen ook niet kunnen stellen dat ze gegroeid zijn of achteruit zijn gegaan. ‘Ze stellen dat ze zoveel zetels hebben om hun onderhandelingspositie bij het uiteenvallen te versterken’, legt hij Ramdjielal uit, ‘maar partijen kunnen hun zetels in feite niet meenemen als ze uit de combinatie treden.’ Hierbij verwijst hij naar de zaak van Winston Jessurun tegen de politieke combinatie A1 uit 2005,waarbij de kantonrechter in een bodemprocedure vonnis heeft gewezen op de Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers (WTV). Vooral de overwegingen van de rechter zijn in dit kader interessant om mee te nemen. Ramdjielal stelt verder dat de Kieswet drie manieren aanhaalt waarop partijen uit elkaar kunnen gaan: ontbinding, uiteenvallen en ophouden te bestaan. Bij ontbinding volgt procesliquidatie, omdat politieke partijen voor de wet verenigingen zijn. Ramdjielal vindt dat partijen te voorbarig bezig zijn en geen rekening hebben gehouden met de gevolgen van de wettelijke gang van zaken. Het zou nog erbij wettelijke regelingen betreffen die de partijcombinatie, bij het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst, van toepassing heeft verklaard, zonder deze concreet aan te geven. ‘Er is bijvoorbeeld geen probleem als partijen bij een scheiding akkoord gaan met het aantal zetels, welke zij zichzelf tot nu toe hebben toegerekend, maar er ontstaat wel een probleem als één van de partijen vindt aanspraak te maken op meer dan dat.’ De partijcombinatie kan daarom volgens Ramdjielal niet ‘plotseling’ besluiten om op te houden te bestaan.