‘Zonder de Nederlandse kolonel Hans Valk zou het Bouterse nooit lukken om de coup te plegen. Hij zou het nooit op eigen kracht kunnen doen. Laten we die dossiers openmaken’, daagt PL-voorzitter Paul Somohardjo president Desi Bouterse uit. In de nacht van 24 op 25 februari 1980 vond een staatgreep plaats in de vijf jaar jonge Republiek Suriname. Sedert het aantreden van Bouterse tot president 5 jaren geleden is deze dag weer uitgeroepen tot een nationale vrije dag. Somohardjo wijst erop dat Bouterse vaker het verwijt maakt aan het adres van de toenmalige regeringen dat zij haar handen ophield voor Nederland voor hulp. ‘Dat, terwijl ook Bouterse 35 jaar geleden zijn hand ophield voor hulp van Nederland. Hij moet dit komen vertellen aan het volk en geen andere verhalen.’ Volgens Somohardjo zou Bouterse de handen eerst in eigen boezem moeten steken alvorens met verwijten te komen.
‘Heb je de schoten gehoord Paul’
In de avond van 24 op 25 februari 1980 pleegden 16 sergeanten onder leiding van Desi Bouterse en Roy Horb een staatsgreep. Somohardjo, die toen 37 jaar oud was, kreeg van zijn politieke goeroe Sam Hagens de volgende vraag te horen: ‘Heb je de schoten gehoord Paul?’. Hagens was de adviseur van de minister-president Johan Adolf Pengel in de jaren ‘60. Somohardjo die toen verbleef aan de Stentosstraat te Rainville, had inderdaad de schoten middernacht gehoord. Het hoofdbureau van politie aan de Waterkant werd gebombardeerd en brandde af. Tal van mediahuizen, waaronder de Vrije Stem, ABC en Radika, moesten het ontgelden. Somohardjo vertelt dat de doorsnee burger in eerste instantie blij was met de coup van de militairen. Want het ging beslist niet zo best met de toenmalige zittende regering. Vooral het volk moest het gelag betalen. Maar de coup begon na enkele maanden grimmige vormen aan te nemen. ‘Na een jaar was het leven niet gemakkelijk meer. Niemand was meer in een hoerastemming. De situatie werd van slecht tot slecht in het kwadraat. Vooral toen de avondklok werd ingesteld en samenscholing niet meer mogelijk was. De persvrijheid werd verkracht wordt Bouterse’, stelt Somohardjo. Op 13 augustus van hetzelfde jaar werd het parlement ontbonden. Als bedreiging om de macht over te dragen aan de militairen, werden tanks voor het parlementsgebouw geplaatst. ‘Maar de PL heeft nimmer de macht overgegeven’, zegt Somohardjo vol overtuiging. De PL (Pendawa Lima) maakte deel uit van de Planraad. ‘Ik had gehoopt dat de militairen de democratie hoog in hun vaandel zouden dragen. Maar dat gebeurde niet en daar kwamen de botsingen. Het dictatoriale en de dominantie kwamen steeds meer naar boven. In de tussentijd had sergeant Bouterse zichzelf gepromoveerd tot bevelhebber van het leger.’
Situatie voor 1980 was beslist niet rooskleurig
Somohardjo zegt dat de situatie voor 1980 beslist niet rooskleurig was in het land. Er waren vervroegde verkiezingen uitgeschreven voor maart 1980. Maar een maand ervoor was de coup al gepleegd. Somohardjo weet zich nog heel goed te herinneren dat in het district Commewijne, grootschalige fraude was gepleegd met verkiezingsuitslagen. De bonzen die hierachter zaten, maakten na de verkiezing deel uit van de regering. Er ontstond indertijd ook een opstand tegen deze fraudeleuze handelingen van de toenmalige heersers.
Toen al werd er verdeel- en heerspolitiek gevoerd
‘Toen al lukte het Bouterse aardig om burgers van verschillende origine tegen elkaar op te steken. Aan ons zei hij van dat we dankbaar moeten zijn dat de staatsgreep had plaatsgevonden. Hij hield ons voor dat de Creoolse groep weer zou frauderen met de verkiezingsuitslag indien er een verkiezing zou plaatsvinden. Op deze wijze probeerde Bouterse sympathie te winnen onder de Hindoestanen en de Javanen. En aan de Creoolse groep werd voorgehouden dat er een Aziatische blok in het land gevormd zou worden door de Hindoestanen en de Javanen.’ Somohardjo zegt dat deze tactiek van verdeeldheid anno 2015 nog steeds wordt gebruikt door ‘dezelfde man’.
Voor de tweede en derde maal een militaire tegencoup
Toen de dictatuur onder leiding van bevelhebber Desi Bouterse mensonterende vormen begon aan te nemen, werd twee jaren later een tweede militaire tegencoup gepleegd onder leiding van Wilfred Hawker, maar deze mislukte. Hawker maakte in eerste instantie samen met Bouterse deel uit van de 16 militairen die de staatsgreep pleegden in 1980. De derde militaire coup werd gepleegd door Soerinder Rambocus. ‘Ik noem het geen coup, want Rambocus heeft geen enkel wapen gebruikt en heeft op niemand geschoten.’ Somohardjo legt er de nadruk op dat het streven van Rambocus erop gericht was om de rechtsstaat weer te herstellen. ‘Maar dit werd hem beslist niet in dank afgenomen door de toenmalige dictator Bouterse.’ Hij en andere vooraanstaande Surinamers werden eerst gemarteld en daarna op brute wijze vermoord. Tegen al deze onmenselijke daden heeft de huidige regering een amnestiewet aangenomen om vervolging van de daders onmogelijk te maken. Deze wet is ook ondersteund door Somohardjo, toen maakte hij deel uit van de regeringscoalitie. Nadat hij werd gezet uit de coalitie, bood hij zijn verontschuldigingen aan. Dat 25 februari wordt aangeduid als de Dag van de Revolutie, vindt Somohardjo waanzinnig. Hij betitelt deze dag als een dag waarop ‘enkele militairen in opstand waren en de macht hebben overgenomen middels een militaire coup’.
Asha Gajadien-Bhagwat