De regering heeft het afgelopen jaar, vanaf augustus 2014, bijna 3 miljard US dollar verdiend aan goud- en de aardolie-exporten vanwege de gunstige wereldmarktprijzen. “Waar is dat geld naartoe? Waar zijn die 18.000 woningen, waar is de fly-over, waar is de diepzeehaven? Is er geld geïnvesteerd te Weg naar Zee ter versterking van de dijk tegen de oceaan?” Deze zaken kaartte Soewarto Moestadja, ex-minister van Binnenlandse Zaken tevens ondervoorzitter van de Pertjajah Luhur (PL), op zondag 22 februari aan tijdens een wijkvergadering aan de Decraneweg. Hij zei dat er een rechtvaardige verdeling van de rijkdommen moet plaatsvinden, maar vroeg zich af wie de rijkdommen verdeelt. ‘Wie verdeelt wat wij verdienen aan goudexporten? Hoe gebruikt men de opbrengsten van de olie-exporten, de bauxietexporten en de agrarische exporten? We hebben in 1975 bijkans 3 miljard als gouden handdruk ontvangen om te investeren in de ontwikkeling van land en volk. Wat is daarvan terechtgekomen? En daarom is het niet juist als de huidige regering zegt dat voorgaande regeringen 15 jaar lang niets hebben gepresteerd.’
De voormalige bewindsman bracht de komst van de Javanen naar Suriname in herinnering. ‘Als we kijken naar de geschiedenis van Javanen in Suriname, zien we een triest beeld: we werden uitgebuit. We werden voorgelogen en niet geaccepteerd. We moesten hosselen, en als we ‘ja en amen’ zeggen, dan houden ze van ons. Maar als we voor onze rechten opkomen, dan zijn we niet geliefd. In Suriname zijn we al bijna 125 jaar, wanneer zullen we een Javaanse president hebben?’ Nu er eindelijk een Javaanse presidentskandidaat is, geeft dat aan dat Javanen niet slechts volgers willen zijn, maar ook mede willen bepalen. ‘We moeten ons realiseren dat we uit alle werelddelen naar Suriname gebracht zijn: Afrika, Indonesië, India, China en Europa. We vormen een bromtji djari. We zijn ook mede-eigenaren van het land, net als ieder ander. We vertegenwoordigen een grote bevolkingsgroep, die samen met andere bevolkingsgroepen binnen de PL moet opkomen voor de ontwikkeling van het volk’, betoogde Moestadja. De voormalige bewindsman stelde dat een ieder voor de wet gelijk is, echter leert de realiteit dat de behandeling nog niet gelijk is.