Advocaat Stanley Marica zegt aan Dagblad Suriname dat tijdens de laatste behandeling van het kort geding dat het Adviesbureau voor Architectuur en Constructie (AAC), de ontwerper van het afgekeurde hoofdkwartier van het Korps Politie Suriname, tegen het ministerie van Openbare Werken (OW) heeft aangespannen, er harde feiten in de rechtszaal naar voren zijn gebracht. Volgens Marica is Openbare Werken degene die de opdracht had gegeven, waarbij alles zwart op wit op papier staat. Bovendien meent hij dat de Staat Suriname ervoor moet zorgen dat het betreffende onderzoeksrapport aan zijn cliënt ter inzage wordt gegeven. Hij wacht op het bevel van de rechter die dit mogelijk moet maken.
In juni 2014 spande AAC een rechtszaak aan tegen de regering in verband met beschuldigingen rondom de bouw van het nieuwe hoofdbureau van de politie. Volgens Marica wilde de onderneming ‘betering van zijn goede naam en integriteit’ afdwingen. Terwijl AAC genoemd is in een rapport, werd het bureau volgens Marica nooit betrokken bij het onderzoek. Minister Rabin Parmessar van Openbare Werken weigerde het rapport aan de advocaat ter inzage te overhandigen. Volgens de advocaat is het niet goed te spreken dat het rapport wel wereldkundig is gemaakt via het internet, waarbij AAC beoordeeld en veroordeeld wordt.
Het rapport van Architectenbureau Tjong Ayong laat zich bijzonder vernietigend uit. ‘De feitelijke situatie is dat het project onafgemaakt is vanwege het nemen van verkeerde beslissingen en gebrek aan begeleiding. Hierdoor zijn er zaken uitgevoerd, waarvan onduidelijk is hoe deze uitgevoerd zijn, en op welke wijze, aangezien er geen controle geweest is’, stelt het rapport. Vanaf het eerste begin zijn er fouten gemaakt. ‘Ten eerste bij het verlenen van de opdracht aan de architect. De keuze van de architect is gemaakt op oneigenlijke gronden. Zo is met name niet aangegeven wat de normen zijn waarmee men tot deze keuze is gekomen. De opdracht is in eerste instantie verleend door het ministerie van Justitie en Politie, en niet door het ministerie van Openbare Werken. Dit wreekt zich later wanneer het ‘vakministerie’ opeens belast wordt als directievoerder, met het toezicht op een project dat reeds opgestart is en waarvan niet duidelijk is wat er reeds gedaan is en vooral wat er al betaald is. De wijze waarop de directievoering en het toezicht gehouden zijn, zonder dagboeken, notulen en zonder dagelijks toezicht, vrijwaart het ministerie van OW niet. Bovendien zijn de bouwplannen niet gecontroleerd en is er geen bouwvergunning verstrekt. De wijze waarop het gunningadvies van de eerste architect ter zijde wordt gelegd, is hoogst merkwaardig. Er zou tenminste openheid van zaken moeten worden gevraagd en nagegaan had moeten worden waarom de kosten plotseling gestegen waren. Het daarna ontnemen van de opdracht, ná betaling van het volledige honorarium, is niet volgens de normen, maar een onverantwoordelijke ‘beloning’ voor een slecht uitgevoerde opdracht. Het daarna verstrekken van een nieuwe opdracht aan een tweede architect om ‘binnen twee weken’ een nieuw ontwerp bestekklaar te presenteren, is bij voorbaat onmogelijk, en heeft dan ook geleid tot een tweede onverantwoordelijke ‘beloning’ voor een niet verrichte opdracht. Het is vragen naar een ramp wanneer vervolgens een aanbesteding door de tweede architect gehouden wordt, zonder constructietekeningen en berekeningen en het door hem uitgebrachte gunningadvies terzijde wordt gelegd. De opdracht wordt zonder reden gegeven aan een aannemer, die vervolgens de overeenkomst tekent op basis van onvolledige projectbeschrijving, met een aantal ‘stelposten’ om het bedrag op te voeren en zonder directievoerder en toezicht begint te bouwen. Die ramp staat nu te vervallen op de hoek van de Wanicastraat en de Verlengde Gemenelandsweg.’
Naast het feit dat de goede naam van de onderneming wordt gerectificeerd, eist Marica ook een dwangsom. De laatste conclusies volgen op 26 februari 2015 vanwege de tegenpartij. Marica zegt positief te zijn over de uitkomst van deze zaak. ‘Wij hebben een harde case.’
FR