Op 10 december wordt de Internationale Dag van de Rechten van de Mens herdacht. Op deze dag werd in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) aangenomen. Na deze verklaring kwam het denken over mensenrechten in een stroomversnelling en geraakte de gemeenschappelijke naties steeds meer tot bindende verdragen, waaronder in eerste instantie het Verdrag Burger- en Politieke Rechten (Bupo) en het Verdrag Economische en Sociale Rechten (Ecosoc). Suriname is een staat die in wezen grote waarde hecht aan de naleving van de mensenrechten. De grondrechten zoals recht op leven etc.. zijn neergelegd in de Grondwet evenals de meer moderne mensenrechten als het recht op menswaardig werk en recht op economisch initiatief en onderwijs. Surinaamse regeringen hebben de traditie niet om objectief de staat van de mensenrechtensituatie in Suriname te meten. We meten niet en dat is te vergelijken met mensen die ouder worden maar niet naar de dokter willen voor regelmatig onderzoek. Surinaamse regeringen willen dus niet weten hoe het gaat met de mensenrechtensituatie in Suriname. Dat weerhoudt de internationale gemeenschap (volkenrechtelijke organisaties) en grote staten niet om onze situatie met de hulp van hun netwerken te onderzoeken en de informatie te publiceren. Een veel geraadpleegde bron is het landenrapport dat jaarlijks door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken wordt uitgebracht ook over Suriname. Wanneer de inhoud van die rapporten te negatief is en de media er aandacht aan besteden, dan schromen onze regeringen, maar meer nog de politici, niet om de bronnen leidende tot de rapporten in twijfel te trekken. Soms brengt men ook de conspiratietheorie te berde. Zelf gaan we echter nooit zover om ook zelf de zaak te monitoren. Als we het zelf niet doen, dan gaan anderen dat wel op hun eigen manier doen. Het Amerikaans mensenrechtenrapport Suriname 2013 geeft aan dat de meest ernstige mensenrechtenproblemen in Suriname behelzen de wijdverspreide corruptie binnen de overheid, meldingen van intimidatie van de pers en langdurige detentie voordat strafzaken aanvangen. Ook wordt al in de eerste alinea genoemd dat de ‘security forces’ mensenrechten hebben geschonden. De regering zou stappen hebben gezet om de schenders te vervolgen, maar in sommige gevallen bestaat de indruk bij het publiek dat er sprake is van een situatie van straffeloosheid. Het rapport noemt als ‘andere mensenrechtenproblemen’ de zelfcensuur die wordt toegepast door sommige mediaorganisaties en journalisten, discriminatie in de maatschappij van vrouwen, Marrons, Inheemsen en andere minderheden. Verder noemt het Amerikaans rapport in deze categorie ook huiselijk geweld tegen vrouwen, mensenhandel en kinderarbeid in de informele sector. In het rapport wordt een aantal gevallen en vormen van mensenrechtenschending genoemd. In het kader van de Amnestiewet noemt het rapport de discrepantie in het kader van het constitutioneel hof. De leden van dit hof dat moet oordelen over de ‘geldigheid’ van de Amnestiewet, zullen worden ingesteld door de president die valt onder de bescherming van deze Amnestiewet. In Suriname wordt bij aanhoudingen overmatig vuurwapengeweld gebruikt en worden arrestanten geslagen. Er zijn zelfs geïsoleerde gevallen van misbruik van gevangenen door cipiers. Veroordeelden zitten voor de rechtszaak zolang vast dat men bij het vonnis al de gevangenisstraf heeft uitgezeten. Politieambtenaren gaan vaker in de fout. Op iets meer dan 1.900 politieambtenaren waren er in het afgelopen jaar tot eind november 205 klachten van burgers bij de afdeling OPZ (10.8%), waarvan 69 (3.6% op het aantal korpsleden en 33.7 % van het aantal klachten) betrof machtsmisbruik. Intern werden 421 gevallen (22.1% korps) van verschillende vormen van wangedrag onderzocht, waarvan in 183 gevallen (43.5% van de gevallen en 9.6% korps) een disciplinaire maatregel werd toegepast. Hier is simpelweg uitgegaan van de betrokkenheid van 1 korpslid bij 1 klacht /geval. De aantallen zijn schrikbarend hoog. Het rapport besteedt in een aantal paragraven aandacht aan intimidatie en druk door ‘high ranking government officials’ en ‘senior government officials or community leaders’ en zelfcensuur. Aan de wijdverspreide corruptie wijdt het rapport veel aandacht. De wetgeving die corruptie moet bestraffen, wordt in Suriname niet toegepast. Volgens de World Bank is corruptie een serieus probleem. Er zijn beschuldigingen van corruptie bij gronduitgifte, mijnbouw- en bosbouwconcessies, misbruik van overheidsgelden, onder-de-tafel-betalingen voor vergunningen en overheidscontracten. Functionarissen misbruiken ‘public power for private gain’. Het rapport noemt op het feit dat geen corruptiegevallen door de regering zijn onderzocht, hetgeen uitgelegd wordt als onwil om corruptie aan te pakken en te vervolgen. De civil society, media en andere niet-gouvernementele partijen hebben kritiek geuit op de ministeries van NH, OW, Sozavo en RGB, inzake corruptie en favoritisme. Er is geen wetgeving om klokkenluiders te beschermen, er is geen wet inzake openbaarheid van bestuur die plichten legt tot transparantie op ambtenaren en recht op inzage geeft aan de burgerij. Suriname is inmiddels ook partij bij het Inter-Amerikaans Verdrag tegen Corruptie. Er zijn talrijke aanbevelingen aan Suriname gedaan en het overgrote deel van die aanbevelingen gedaan door het Inter-Amerikaanse evaluatiemechanisme Mesicic is niet nageleefd. Politici hoeven hun vermogen en de groei ervan niet aan te melden, men kan dus nog op onverklaarbare wijze rijk worden. Naarmate we dichter bij de verkiezingen naderen, zal herhaald worden dat de huidige president heel duidelijk in 2010 aangekondigd had om serieuze stappen te ondernemen en dat bracht hem heel veel sympathie. Inmiddels neemt de president het woord niet in de mond. Daarbij is dus aangetoond dat deze regering de politieke wil niet heeft gehad om een van de drie grootste mensenrechtenschendingen van Suriname aan te pakken. Een tweede uit de drie problemen is ontstaan onder deze regering: het intimideren van media en zelfcensuur.