De jongeren onder ons zullen het niet weten, maar volgens een journalist die Suriname al sinds 1970 heel regelmatig heeft aangedaan als correspondent, zou het woord ‘republiek’ in Suriname in de eerste helft van de jaren ’70 een ‘ongunstige klank’ hebben gehad. ‘Kinderen die rommel maakten, plachten van hun ouders te horen te krijgen: ‘Maak er geen republiek van’. Wat toen kennelijk stond als republiek, is wat wij na 39 jaar begrijpen onder ‘bananenrepubliek’. Hebben wij van dit land een ‘republiek’ gemaakt? Gisteren herdachten wij de 39ste geboortedag van de Republiek Suriname. Wanneer wij nostalgisch soms terugkijken naar de jaren ’70 toen de onafhankelijkheid werd gerealiseerd, komen wij vaak niet verder dan de uit verbitterdheid en vanuit een eenzijdige Creoolse optiek gemaakte Wan Pipel. In de prent zie je wel delen van het ‘oude’ Suriname en Paramaribo en daarom heeft de film wel waarde. Maar er was veel meer in aanloop naar 1975. ‘Het volk smeekt om wapens! De politie heeft de mensen tot geweld gebracht.’ ‘Veel te lang hebben wij ons pacifistische image hoog gehouden. Geef ons wapens.’ Deze uitspraken uit 1973 zijn gedocumenteerd door genoemde Nederlandse journalist uit de mond van de dichter Dobru, die in deze dagen rond zou hebben gereden op een Solex-bromfiets. De geheime diensten wisten bijvoorbeeld dat Eddy Bruma onder het mom van nationalisme een socialistische maatschappij wilde opbouwen. Daarbij moest de totale vakbeweging een greep doen naar de politieke macht. Tegenover de betreffende journalist zou Henk Arron in aanloop naar onderhandelingen ook hebben gezegd dat hij/zijn partij NPS positief gestemd was over een ‘gemenebestverhouding’. ‘Daar staan wij als partij zeer positief tegenover. Een gemenebestverhouding beantwoordt het best aan het gevoelen van het Surinaamse volk. Wij willen ons soevereine handelen veiligstellen binnen een Unie met Nederland, waarin de historisch gegroeide banden blijven bestaan; en wij zijn bereid ook het koningschap te handhaven’, tekende de journalist van Henk Arron op. In het parlement van Suriname begonnen pas op 4 november 1975 de parlementaire voorbereidingen van de onafhankelijkheid. Dat was nadat er ‘tien weken van parlementaire stagnatie’ was ontstaan, het quorumspook waarde toen al in ons hoogste college. De grondwet van de nieuwe republiek werd tenslotte op 19 november 1975 unaniem door het parlement aanvaard. De dag van de onafhankelijkheid zou later herdacht worden als ‘brasa dei’, de dag van de omhelzing. Deze brasa refereerde aan de omhelzing van de NPS’er Henk Arron – de man die de onafhankelijkheid forceerde gebruikmakend van de wens van politiek Den Haag om Suriname ongeregeld van de hand te doen – en de VHP-voorzitter Jagernath Lachmon – tegenstander van een onvoorbereide onafhankelijkheid – op 16 november 1975. Wat niet bekend is, is het feit dat de geboorteceremonie van de Republiek Suriname in handen was van een Britse kolonel Eric A. Hefford, specialist in onafhankelijkheidsvieringen.
De nadruk bij de viering van onze onafhankelijkheid moet steeds komen te liggen op onze geestelijke ontwikkeling als mens. Alhoewel de Surinaamse politiek zich heeft afgezet tegen Nederland, is het bedrijfsleven uit dat land hier steeds meer zaken aan het doen. De president laat zich in sommige gevallen behoorlijk kisten door deze zakenlui. De president heeft het heel vaak over koloniaal denken, maar dit voltrekt zich via het bedrijfsleven. Een goed peilmoment voor de staat van de geestelijke ontwikkeling is zeker deze tijd, de 6 maanden voor de verkiezingen. Burgers die uit de staatskas willen trekken en de macht willen hebben over de belastingmiddelen en de middelen waarvoor financiers zorgen, worden dan extra assertief. Men begint dan te praten en opeens klimt men dan ook in de pen na 5 jaren. Op podia probeert men het publiek te charmeren. De wijze waarop men succes heeft bij dit laatste is een graadmeter van onze evolutie als Surinamer na 39 jaar zelfstandigheid. Zie maar hoe men zich misdraagt en wat men allemaal steeds aan onverifieerbare leugens en halve waarheden over elkaar vertelt. Het sociaal gevoel is in Suriname na 39 jaar tot een laag punt gedaald. De samenleving is even klein gebleven, maar de Surinamer is asocialer geworden. De trend is gezet door politici, die tussen 2005 en 2010 de Surinaamse realiteit hebben vastgesteld. Dat is niet iets dat je zelf stuurt, maar dat je ondergaat. Onderdeel van die realiteit zijn oneerlijkheid, misleiding, corruptie, opportunistisch gedrag en eigen belang als doel waarvoor men middelen inzet. In Suriname is het nu zo dat men dom of een sufferd is als men in de positie is om misbruik te maken van zijn/haar positie en men het niet doet. Onze jongeren hebben dat goed begrepen. Men gebruikt het Nationaal Jeugdparlement om ‘rover’ van de staatskas te worden. Voormalige NJP’ers hebben hun bekendheid misbruikt om politicus te worden, maar een verschil maken ze niet uit. Anderen zitten op ministeries zoals Sport en Jeugdzaken en kanaliseren alle middelen richting de jongeren van hun partij. Echte sportende jongeren moeten zichzelf maar behelpen. Deze jongeren in de politiek die geen vernieuwing hebben gebracht, willen eerst een indicatie welke politieke richting je geneigd bent op te gaan. Als het de verkeerde kant opgaat (oppositie) of als men je niet kan peilen, mag je fluiten naar ondersteuning van Sport en Jeugdzaken. Het meest bezwaarlijke in een terugblik blijft dat wij nog steeds een relatief ongeschoolde bevolking zijn. Een heel groot deel van de bevolking ziet de poorten van de universiteit nooit, hetzelfde geldt voor de middelbare school. Het gevolg daarvan is dat de bevolking voor een groot deel niet in staat is weloverwogen standpunten in te nemen als het gaat om prestaties van regeringen en politici. We hebben er dus wel een republiek van gemaakt en op sommige fronten zelfs een bananenrepubliek.