De rechtszoekende burger Stanley Brug hoopt dat op 16 oktober 2014 door rechter Ingrid Changur-Lachitjaran een einde zal worden gemaakt aan de bijzonder ernstige rechtsonzekerheid, waarin hij en zijn gezin sinds 1989 verkeren. Brug heeft eerder via de media zijn beklag gedaan over het rechtssysteem in Suriname. Hij is van mening dat het voor een gewone burger in Suriname haast onmogelijk is om zijn recht te krijgen vanwege het feit dat het rechtssysteem en diens vertegenwoordigers doordrenkt zijn van corruptie. Brug heeft al jaren enkele zaken lopen, waaronder een zaak tegen de Staat Suriname. Hij heeft voorts een aantal procedures ingesteld tegen onder andere rechter Cynthia Valstein-Montnor. Dit omdat Valstein-Montnor, zo gaf brug aan, ‘had verzuimd zich te onderwerpen aan het rechtssysteem waar zij zelf leiding aan gaf door geen advocaat aan te stellen tijdens de behandeling van een procedure, die moest resulteren in een verstekvonnis die rechter Robert M. Praag weigerde te geven’. Weer een andere procedure heeft Brug ingesteld tegen rechter Robert M. Praag, omdat die ‘geweigerd heeft om rechter Cynthia Valstein-Montnor in persoon en in haar hoedanigheid van vicepresident, tevens waarnemend president van het Hof van Justitie, bij verstek te veroordelen in de kwestie die door Brug tegen haar is ingesteld’. Brug heeft ook een procedure tegen de schending van de redelijke termijn ingesteld tegen de Staat Suriname, omdat hij steeds geen vonnis in eerste aanleg kreeg van tientallen procedures, die hij eerder heeft ingesteld. Een hiervan is een kortgedingprocedure die dateert uit 1989.
Het begon allemaal toen Brug in 1986 enkele percelen kocht te Commewijne. Omdat de verkoper zijn verplichtingen niet nakwam, besloot Brug dit via de rechter gedaan te krijgen. In 1992 werd de verkoper veroordeeld tot de nakoming van zijn verplichtingen, maar ging tegen dit vonnis in hoger beroep. In 1997 werd ten overstaan van het Hof een dadingovereenkomst tussen partijen getekend. Beide gingen akkoord met het voorstel van het Hof dat alle, tussen partijen gesloten overeenkomsten van koop en verkoop betreffende de percelen en alle tussen hen lopende processen aangaande die overeenkomsten, beëindigd zouden zijn en dat Brug betaald zou worden voor de schade. Dit, na taxatie door een door het Hof voorgesteld, benoemd en beëdigde deskundige. Het schadevergoedingsbedrag werd vastgesteld, maar tot heden is het Brug niet gelukt zijn vordering betaald te krijgen. Brug geeft aan dat een grosse die door het Hof van Justitie aan Brug ter hand was gesteld, door een kantonrechter ter discussie werd gesteld. Deze legde Brug een dwangsom van SRD. 30.000.000,00 op voor iedere handeling die hij zou plegen met die grosse, tegen de nabestaanden van de verkoper. Vervolgens werd die grosse van het Hof van Justitie door een andere rechter nietig verklaard. Dit was reden voor Brug om de Staat aansprakelijk te stellen voor wat hij noemt ‘de corruptieve handelingen van de betrokken rechters’, omdat er volgens hem nimmer sprake kan zijn van een juiste afhandeling van de kwestie nu het Hof van Justitie bewust verzuimd heeft de verkoper te veroordelen tot betaling.