Vrijdag werd het tweede ‘Ook zij” debat gehouden in het kader van het project ‘Meer vrouwelijk leiderschap 2015’. Het redelijk opgekomen publiek kon luisteren naar uiteenzettingen van diverse vrouwelijke vertegenwoordigers van de politieke partijen Abop, DA’91, VHP en NPS. Tijdens de discussie kwam steeds naar voren dat het streven naar meer vrouwen in politieke topfuncties geen vrouwenaangelegenheid, maar een Surinaamse zaak is. Zowel mannen als vrouwen, jong en oud zijn belangrijk in het proces naar de betere invulling van leidinggevende functies door capabele vrouwen. Zoals het er nu voor staat zijn vrouwen in het Surinaamse parlement het slechtst vertegenwoordigd ten opzichte van de rest van de regio. “We moeten ons zelf vergelijken met landen waar het beter zit op dit stuk en niet met landen waar het slechter is”, gaf Karin Refos, initiatiefneemster van het project, aan.
Uit alle vertegenwoordigde politieke partijen bleek het aantal actieve vrouwen binnen de partij een redelijk percentage te bedragen. Echter zijn de meeste topfuncties nog steeds voorbehouden aan mannen. Ruth Wijdenbosch, die op het debat haar partij de NPS vertegenwoordigde, gaf aan dat het voor het eerst in de geschiedenis is dat haar partij een vrouwelijke ondervoorzitter heeft. Deels heeft het ook wel aan de vrouwen gelegen legde zij uit, omdat vrouwen in het verleden al tevreden waren met het ondersteunen van de partijvoorzitter door middel van het organiseren van allerlei activiteiten waar ze zich enorm voor inzetten. Het was echter nooit hun ambitie om ook op de voorzittersstoel te willen zitten. Dit is een wat recenter fenomeen dat ergens eind jaren ’60 begon. Volgens Wijdenbosch is de verhouding man/vrouw binnen haar partijorganen 60/40, hetgeen geen slechte verhouding is. Graag zou zij deze verhouding weerspiegeld willen zien in de bestuursfuncties binnen de partij.
Urmila Joella van de VHP gaf aan dat vrouwen steeds beter vertegenwoordigd zijn binnen deze partij. Het streven is om tenminste 25% aan vrouwen in de bestuurlijke functies van de partij te hebben. Momenteel is de voorzitter van de adviesraad van de partij een vrouw, wat al een bijzonderheid is. Aangezien 50% van de Surinaamse bevolking vrouw is en de meeste afgestudeerden van Suriname vrouw zijn, is het volgens Joella te hopen dat deze verhouding ook weerspiegeld zal zijn in de kandidaatstelling van de verkiezingen van 2015. Cynthia Chin-Fo-Sieeuw van de Abop benadrukte dat in die partij 8 mannen en 5 vrouwen in het hoofdbestuur zitten. Zij noemde het hoogst ondemocratisch en onterecht als vrouwen uitgesloten worden van deelname aan leidinggevende functies. Angelique del Castillo van DA’91 verduidelijkte dat ook in haar partij de vrouwen binnen alle gelederen vertegenwoordigd zijn. Zij gaf aan dat men zich bij het streven naar meer vrouwelijk leiderschap allereerst bewust moet zijn van de directe en indirecte barrières. Er moeten strategieën worden ontwikkeld ter ondersteuning van dit streven. Heel belangrijk in het gehele proces is een ‘support systeem’ waarbij vooral de ondersteuning van mannen, maar ook andere vrouwen, zeer belangrijk is. Dit moet zowel in huiselijke als werksfeer.
Refos gaf nog aan dat meer vrouwen in de politiek nodig zijn voor een gebalanceerd beleid. ‘Dit hoeft nog niet per se een vrouwvriendelijker beleid te zijn’, verduidelijkt ze. ‘Het gaat erom dat de vrouwen alvast daar zijn.’ Vrouwen kiezen er nog steeds niet voor om voor topfuncties te gaan vanwege het feit dat zij prioriteit geven aan andere verantwoordelijkheden zoals het gezin kwam uit de discussie naar voren. “Als vrouwen meer ambitie hebben voor leidinggevende functies en ook de kwaliteiten en de drive hebben om deze functies te kunnen bekleden, dan is er geen enkele reden waarom meer vrouwelijk leiderschap niet haalbaar zou zijn”, zei voormalig minister Ivan Fernald van Defensie. Hij noemde het ‘maatschappelijk onhoudbaar’ om vrouwen nog langer buiten politiek leiderschap te houden.