Melvin B. en Darius G. stonden gisteren voor kantonrechter Marie Mettendaf. Zij hebben tezamen en in vereniging op 14 april 2014 gepoogd om in te breken in de woning van de benadeelde A.M. Zij worden ook ervan verdacht op 30 maart 2014 in dezelfde woning te hebben ingebroken en een gascilinder, flatscreen televisie en een tas met belangrijke papieren te hebben weggenomen. De benadeelde vertelde in de rechtszaal dat zij op die bewuste dag van 14 april alleen met haar kind van twee jaar thuis was toen zij door de gordijnen heen een voertuig in haar garage zag. Naast het voertuig stond de verdachte Melvin.
De verdachte schrok toen hij A.M. zag en vroeg haar zogenaamd of zij ene Chotkan kende, omdat hij werk voor hem moest verrichten. Tijdens het gesprek kwam Darius vanuit de achterkant van de woning terug naar het voertuig. A.M begreep direct dat er iets mis was en zei uit vrees dat Chotkan aan de overkant woonde. De zus van A.M., die aan de overkant woonde, werd meteen door haar op de hoogte gesteld. De verdachten reden daarna weg. De volgende zag zij dat iemand het slot van de achterdeur had geforceerd. Opmerkelijk was dat het op dezelfde manier was gebeurd als bij de inbraak van 30 maart. Zij schakelde terstond de politie in. De benadeelde heeft de spullen van de eerste inbraak positief bij de politie herkend. In eerste instantie wilde A.M. geen directe confrontatie met de verdachten hebben. Uiteindelijk besliste de magistraat dat zij het toch nodig achtte om haar in het bijzijn van de verdachten te horen. Op 24 juli wordt deze zaak verder behandeld.
FR
