In ons land zegt men het al tientallen jaren, misschien wel eeuwen. Als iemand pas is overleden, kan er nog tegen ze gepraat worden omdat ze alles nog horen. Nu lijkt er vanuit Amerika het bewijs te worden geleverd dat onze voorouders het bij het rechte eind hadden. We vroegen Zuster Naarden, lijkbewasser bij het ’s Lands hospitaal, naar haar ervaringen met de doden en wat zij vond van het onderzoek.
Zolang het lichaam warm is, kan het
Op de universiteit van Michigan is er een onderzoek gedaan naar de hersenactiviteit van ratten voor en na de dood. Het hart van deze ratten werd stilgelegd door er zoutwater in te spuiten. Ze bleken na de intrede van de dood zelfs iets meer hersenactiviteit te vertonen. Hoewel het maar enkele seconden duurde, kan dus gesteld worden dat deze ratten bij bewustzijn waren, terwijl het hart niet meer klopte en zij in feite dood waren. “Ik geloof er wel in dat als mensen pas zijn overleden, zij nog kunnen horen”, aldus Zuster Naarden. “Zolang het lichaam warm is, kan dat. Maar als het koud is geworden, dan hoort men niet meer.” Haar kennis omtrent het horen na de dood is cultureel bepaald. “Of het op medisch gebied bekend was, weet ik niet.” Dat er nu wetenschappelijk bewijs voor is, daar wordt ze stil van en ze heeft er niet direct een mening over.
Werken met doden is een roeping
Het is voor haar eigenlijk ook niks nieuws. Naarden werkt namelijk al dertig jaar met de doden en als haar gevraagd wordt waarom ze koos voor dit beroep, zegt ze op besliste toon dat het geen keuze was. “Het is een roeping”, aldus Naarden. Ze vertelt dat ze vroeger altijd langs het mortuarium liep van het ’s Lands hospitaal. “Ik vond die witte kleding zo mooi, het trok me aan. Op een dag ben ik informatie gaan vragen omdat het maar in mijn hoofd bleef rondspoken. Ik wilde dat werk ook doen.” Ze kreeg niet meteen groenlicht maar werd naar huis gestuurd om er nog een nachtje over te slapen. “De volgende dag ging ik terug om te vertellen dat ik het nog steeds wilde.” Uiteindelijk duurde het een week voor ze daadwerkelijk kon beginnen aan haar roeping.
Kamergeheimen
De eerste keer is haar nog heel goed bij gebleven. “Ik zal het eerlijk zeggen, ik was een beetje bang. Ik beefde zelfs”, vertelt ze. Het is ook niet zo gek want het eerste lichaam dat zij moest afleggen was dat van een baby. “Ze hebben me toen wel gerust gesteld, gezegd dat ik niet bang moest zijn, dat er niks zou gebeuren.” De wilde verhalen die de ronde doen, weerlegt ze pertinent. “Ik heb in die dertig jaren nog nooit iets geks meegemaakt. Niet dat een lijk beweegt of is opgestaan, niks van dat.” Er zijn echter wel zaken waar ze niet over praat. Het werk in het mortuarium is namelijk niet alleen medisch maar ook cultureel. “Bepaalde rituelen zijn er wel maar dat zijn kamergeheimen zoals wij dat noemen.”
Christio Wijnhard