De kwestie van de sociale zekerheid en een sociaal zekerheidsstelsel ligt al decennialang sinds de koloniale periode en de opkomst van het nationalisme in de jaren ’60, die leidde tot onze staatkundige onafhankelijkheid, op de politieke agenda. Soms was het daar omdat de politiek maatregelen moest beloven, soms waren de bedoelingen meer oprecht. Als we kijken naar de laatste 2 NF-periodes dan valt het op dat er geen dwingende beloftes zijn gedaan om een sociaal zekerheidsstelsel in te voeren, alhoewel men het steeds had over het aanpakken van het welzijnsgevoel (armoede) onder de bevolking. Het gevoel van welzijn of het gebrek daarvan hangt voor een belangrijk deel af van de mate waarin men zich beschermd voelt in de kwetsbare periodes in het leven: ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en werkloosheid. Het gemis van een sociaalzekerheidsstelsel draagt in behoorlijke mate bij aan het onzekerheidsgevoel en het lage welzijnsgevoel in Suriname. Het draagt bij aan immigratie naar andere landen – met als gevolg snellere vergrijzing en brain drain – en de druk op de overheidsbanen. Sociale zekerheid vormt in landen met een redelijk goed geschoolde en politiek bewuste bevolking, vast onderdeel van de verkiezingscampagnes. De politieke partijen onderscheiden zich dan in de wijze waarop ze aankijken tegen sociale zekerheid. In Suriname merken we dat zulke verwachtingen niet bestaan, men verwacht niet van politici en politieke partijen dat ze bakens verzetten en de samenleving beter ordenen. Men gedraagt zich meer als een kudde, die zich laat leiden door loyaliteit naar een persoon of een groep. Bij die loyaliteit behoren offers, het opgeven van de eigen belangen. De huidige regering kan, bij aanname van de drie wetten die betrekking hebben op pensioenen, gezondheidsverzekering en minimumloon, geschiedenis schrijven. Wellicht wordt het dan de enige regering die na decennia een zo grote hervorming doorvoert in ons land. Het verschil tussen wat er nu is en wat er behoort te zijn na de aanname van de drie wetten zal enorm zijn. Indien het sociaal zekerheidsstelsel ook nog werkt – kinderziekten daargelaten – zal het terecht een enorm wapenfeit leveren voor de komende verkiezingen. In politiek opzicht is het enige dat vereist is een goede campagnestrategie om de bevolking erop te wijzen welke hervorming door deze regering is doorgevoerd. Toen door de regering in 1996-2000 de twee bruggen werden gebouwd, kwam het woord ‘daadkracht’ tevoorschijn om de kracht van die regering te tonen. Maar er was tegelijkertijd veel malaise en een macro-economische chaos en een hyperinflatie. Nu zijn de tijden anders. Er zijn wel grote corruptieschandalen die ingebracht kunnen worden tegen deze regering, hetgeen toch wel een domper legt op de verrichtingen. Maar op actie volgt reactie vooral in de politieke arena. Dan moet de kiezer straks uitmaken in welke regeerperioden gemiddeld per regeerjaar meer werd verbrast en besteed via corruptie, tijdens deze of de voorgaande regering. Realisatie van een algemene ziektekostenverzekering, welke financieel duurzaam uitvoerbaar is, is een van de 21 hoofdlijnen van het regeerakkoord dat door de coalitie is gesloten in 2010. Het gaat bij zowel de basiszorgverzekering als bij de pensioenwet om een stelsel dat aan elkaar gekoppeld is en dat financieel duurzaam uitvoerbaar is. Minimumlonen, ziekenzorg en pensioenen bestaan in veel regionale landen, maar de klacht is er soms dat systemen niet werken en dat bedragen soms symbolisch zijn. De regering is nu bezig de wettelijke infrastructuur in place te brengen. Daarbij moet er een goede koppeling komen met het SZF, de bestaande ziektekostenverzekeringen, de bestaande pensioenen (publiek/privaat), SOR, AOV en andere wettelijke uitkeringen via Sozavo. Een financieel duurzaam systeem brengt met zich mee dat goede premies worden betaald en dat aan de betaalplicht wordt voldaan. Voorts moeten de penningen goed worden beheerd en moet het verboden zijn (met strafsancties) dat Financiën/de overheid aan de middelen komt om uitgaven te dekken. Waar premies bij verzekeringsmaatschappijen terechtkomen, is dat relatief meer veilig dan wanneer er fondsen bestaan waar de overheid zijn hand naar kan uitstrekken. Het adequaat beheren van de middelen betekent dat er een beheersvorm (nu: Pensioenraad/Uitvoeringsorgaan) komt, waardoor de middelen bij fondsen goed worden belegd. Het feit dat de verschillende pensioensoorten, de basiszorgverzekering en het minimumloon wettelijk zullen worden vastgelegd, inclusief de verplichtingen en aanspraken, maakt dat een systeem wordt ingevoerd dat geldt voor personen van verschillende komaf en ongeacht politieke kleur. Daarmee wordt sociale rechtvaardigheid ingevoerd voor de hele burgerij. In Suriname is een deel van de beroepsbevolking werkzaam als landsdienaar die recht heeft op pensioengaranties en een ziektekostenverzekering. Een deel van de formele private sector kent collectieve arbeidsovereenkomsten, waar bijna altijd ziektekostenverzekeringen zijn geregeld en in sommige gevallen een pensioenuitkering. Dit laatste is alles bij elkaar genomen ca. 30. Daar zal de pensioenwetgeving dus zeker effect op hebben. Het grootste effect zal gesorteerd worden op het deel van de formele private sector, waar er geen pensioenen en zorgverzekeringen in werking zijn en bij de zelfstandigen, waaronder dus ook vallen de landbouwers. Een groot zorgpunt zal blijven de informele sector/economie. Evenals de overige wetgeving zal het een grote uitdaging worden om nu de sociale zekerheidswetgeving te doen werken in dit deel van de economie. Wanneer de controlemechanismen worden versterkt, en daarvoor is er nu alle reden, kan de oplegging van zware strafsancties betekenen dat de informele sector zichzelf formaliseert. In elk geval kan geconcludeerd worden dat met de historische stappen die de regering nu zet, het welzijnsgevoel in het land behoorlijk kan worden beïnvloed in positieve zin, waarop terecht politiek voortgeborduurd mag worden. Tegelijk moet de regering een programma uitvoeren samen met het bedrijfsleven om te werken aan verhoging van de productiviteit inclusief de arbeidsproductiviteit.