Gisteren herdachten wij 151 afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koninkrijksdelen, inclusief Suriname. De slavernij in Suriname was het gevolg van de opkomende westerse wereldeconomie en dus het kolonialisme en het imperialisme. De slaven in Suriname waren het slachtoffer van de westerse wereldeconomie die gedreven werd door de consumptie in die landen die vroeg naar suiker, cacao en koffie. Een heus bedrijfsleven met als centrum Amsterdam profiteerde enorm van de slavernij. Het is daarom terecht als gesteld wordt dat het Nederlandse bedrijfsleven enorm geprofiteerd heeft van de slavernij. Hoe rijk de ondernemers in Amsterdam waren, hoor je ook wanneer je door een gids door de grachten van Amsterdam wordt rondgeleid. Men verzwijgt echter dat de rijkdommen vergaard zijn met slavernij. De Trans-Atlantische slavenhandel en de slavernij in Suriname waren meedogenloos. Mensen werden als een stuk bezit behandeld. Eigenaren beheerden en beschikten over dit stuk goed naar believen. Na anderhalve eeuw afschaffing van de slavernij zien we dat de nakomelingen van de slaven vrij redelijk via politiek, onderwijs, werkgelegenheid, sport, muziek en kunst hun weg vinden in het land Suriname dat zij cultureel flink hebben beïnvloed. Emotionele last van de slavernij bestaat er niet, omdat het nu gaat om generaties die in vrijheid zijn geboren. Waar de nakomelingen wel last van hebben, zijn de keuzes die de ex-slaven maakten na de afschaffing van de slavernij en na de 10-jarige periode van Staatstoezicht. Men zette voor een groot deel alles af wat deed denken aan de slavernijperiode, met name landbouw en daardoor dus ook (groot)grondbezit. Er was een rush naar Paramaribo. Op lange termijn heeft dit als gevolg dat er een druk op Paramaribo is gaan ontstaan, omdat er een tekort ontstond aan grond en huisvesting. Regeringen hebben in Paramaribo geen serieuze projecten uitgevoerd om dit deel van de stedelijke bevolking te accommoderen met bijvoorbeeld koopwoningen. Het gevolg was krotvorming en bezitloosheid, waaruit weer voortvloeit economische onzekerheid. In de post-immigaratieperiode – op zijn vroegst al na 1883 tot 1888 dus al 20 tot 25 jaar na de Emancipatie- gingen de immigranten huurgronden bezitten voor ettelijke hectaren. Het bestaan was toen wel armoedig als het vergeleken werd hoe de stedelijke bevolking leefde. De immigranten waren in zekere zin afhankelijk en ten dienste van de vrijgekomen bevolking in de stad, omdat daar de landbouwproducten werden verhandeld. Naarmate de tijd verstreek, deed de verkrotting en het probleem van armoede in de stad zijn intrede. Als we kijken in 2014 dan zien we dat de gronden die de door de koloniale overheid aan het einde van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw zijn verdeeld voor de immigranten, nu in beheer zijn van de opkomende generaties. Als we de nakomelingen van de slaven vergelijken met de nakomelingen van de immigranten, dan zien we dat de laatste nog geen problemen heeft met huisvesting, althans dat er nog gronden over zijn die bewoond kunnen worden. Dat is zo een beetje de enige last die te merken is uit de slavenperiode. Intussen wordt na generaties de grond ook weer schaars onder de nieuwe groepen en zal het probleem van huisvesting voor alle groepen even nijpend worden. We merken dat de opeenvolgende regeringen blijven falen als het gaat om ontginnen van grond en het assisteren bij de bouw of koop van woningen. Een uitdaging die we identificeren rond deze dag is dat van het onderwijs en met name het drop-outprobleem dat ook gelinkt is aan de huisvesting. In de volksbuurten zijn in de vorige eeuw volkswoningen neergezet, maar er is niet verder gewerkt aan follow-up, waardoor de verpaupering zijn intrede doet. Een hele grote uitdaging als het gaat om de positie van de nakomelingen van de slaven is de beschikbaarheid van domeingrond. Er is grond in overvloed in Suriname, maar niet genoeg voor de gierigheid van enkelingen die de politiek blijven misbruiken. In de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn de landhervormingsdecreten ingevoerd door de militairen. Na de post-immigratieperiode werd in de militaire periode een tweede golf van grond verdeeld onder de bevolking onder de nieuwe titel grondhuur en wel gedreven door de principes vastgelegd in het ‘Decreet Beginselen Grondbeleid’. Iedere Surinamer heeft recht op een stuk domeingrond, maar de Surinaamse burgers – waarvan een groot deel de nakomelingen van de slaven – zijn bedelaars geworden voor wat hen wettelijk toekomt. Dit probleem dat opeenvolgende regeringen niet hebben onderkend, zet de sociaaleconomische positie van de nakomelingen van de slaven onder druk en in groeiende mate ook die van de andere groepen die er eerder geen last van ondervonden. Veel personen hebben sceptisch gestaan tegenover reparatiebetalingen, maar nu staat het heel serieus op de Caricom-agenda van staatshoofden. In Suriname is er een commissie waarin er verschil van mening is over de manier om de claim in te dienen: alleen of in Caricom-verband. In elk geval kunnen we meer kapitaal gebruiken om onze gezondheidssector (faciliteiten, technologie, human capital), onderwijssector en werkgelegenheidscreatie middels investeringen op een hogere pijl te brengen. Moreel noch materieel moet het vol te houden zijn voor de Nederlandse politiek en het bedrijfsleven (economie) om te doen alsof de slavernij nooit heeft bestaan. De pogingen om te geraken tot reparaties is een zaak die voortgezet moet worden. Onvermijdelijk is ook voor de betrokkenen om na te gaan in hoeverre via de commercie men nog steeds niet zichzelf als consument tot slachtoffer maakt van de voormalige uitbuiters. In dat geval zijn de ketenen dus niet helemaal verbroken.