Het bericht is uit dat de politieke partij NDP bijkans 60.000 smartphones zal weggeven tijdens haar verkiezingscampagne. De pijlen zijn volgens de tipgevers gericht op de jonge kiezers tussen 18 en 27 jaar, dus de mensen die voor de eerste en de tweede keer naar de stembus mogen gaan. Door een prominent lid van de NDP is deze campagne niet ontkend noch bevestigd, maar hij ziet het als een positieve zaak. Hij motiveert door te stellen dat het een project kan zijn van sociale aard, dus is het goed. De vraag rijst of met een smartphone een sociaal gebaar gemaakt kan worden in Suriname. Men zou pas van een sociaal gebaar kunnen praten wanneer deze groep (scholieren/studenten, jonge werknemers, (informele) zelfstandigen en werklozen) met deze smartphone gericht meer zouden kunnen verdienen of beter zouden kunnen presteren op school vanwege een programma van de overheid in de business-sector, voor werkers en schoolgaanden waar het hebben van zo een apparaat een must is. Nu is het ons niet bekend dat voor de business-sector door de overheid (vanuit HI) innovaties zijn geïntroduceerd ten behoeve van de bedrijfsvoering, waarbij het hebben van zo een smartphone een must is. Dit geldt evenmin voor ons onderwijs en voor jonge werkers. Hoe het een sociaal gebaar kan zijn, is daarom moeilijk te vatten. Het wordt gemakkelijker als sociaal gebaar geïnterpreteerd wordt als ‘cadeau’. Dan is het dus een gebaar om de jonge kiezer happy te maken. Een smartphone is voor velen een kostbare zaak, vooral voor de scholieren/studenten, en zo een gever zou zeker indruk kunnen maken op de jonge kiezer. Een tegenprestatie is dan niet ondenkbaar. Veel zal uiteraard afhangen van de wijze waarop de zaak zal worden gepromoot en gebracht. Tijdens zulke campagnes die cross cutting worden uitgevoerd, kan men de indruk gaan versterken dat de partij geen onderscheid maakt op basis van geografische ligging of afkomst. Alhoewel de NDP-topper op de vlakte blijft over het al dan niet plaatsvinden van de campagne, geeft hij wel aan dat de bedoeling niet zal zijn om in ruil een gunst te vragen/verlangen van de kiezer. Dan komt de issue van de financiering. Het komt al decennialang voor dat politieke partijen in Suriname, aan beide kanten van het politieke spectrum, het nalaten om inzage te geven in de financiële cijfers van de partij zoals de wet dat voorschrijft. We zagen eerder dat een partijvoorzitter, die het nu constant heeft over corruptie, heel gemakkelijk auto’s van het bedrijfsleven accepteert om daarmee campagne te voeren. De vraag rijst of ondernemers dit zomaar zullen doen. Hetzelfde geldt dus nu voor de smartphones. Met uiterst goedkope smartphones zal men minder indruk kunnen maken. Als we uitgaan van goedkope smartphones van USD 60 per stuk en dat slechts driekwart van de jongeren het accepteert, dan komen wij al gauw op ca. USD 2.7 miljoen. Als iedereen het accepteert is het USD 3.6 miljoen. Dat zijn enorme bedragen, tenzij weer een ondernemer de zaak sponsort. Dat een staatsbedrijf dit doet, betwijfelen wij vooralsnog. Maar zal het bedrijfsleven zomaar enkele miljoenen USD sponsoren? De link die gemaakt wordt met de projecten van de First Lady op de scholen wat betreft computers loopt wel enigszins spaak. Het gaat daar om computers bestemd voor het onderwijs en voor het overgrote deel gericht op burgers, die vanwege hun prille leeftijd nog lang niet mogen stemmen. Een grote oppositieleider die zich profileert als presidentskandidaat, heeft het over beïnvloedbaarheid van de jongeren hetgeen klein zou zijn, omdat de jongeren bewust zijn. De vraag rijst of deze politieke leider zich ook onbeïnvloedbaar opstelt. Wat ook als verwerpelijk kan worden aangeduid, is de boodschap van deze leider aan de jongeren. Hij beveelt de jongeren aan om alles te nemen wat gegeven wordt door politici. Door deze aanbeveling wordt een soort goedkoop gedrag bij de jongeren gestimuleerd. Aan de jongeren wordt geleerd om niet te kijken naar de gever, naar zijn achtergrond en de bron van de financiering. Aan de jongeren wordt ook geleerd dat het niet slecht is om de schijn te wekken dat men iets zal doen, terwijl men al op voorhand weet dat men het niet zal doen. Het getuigt niet van goed moraal wanneer burgers alles van iedereen accepteren. Aan de jongeren moet juist worden geleerd dat men niet alles moet accepteren van iedereen. In het aannemen van spullen behoren burgers met een goed moraal selectief te zijn. Het is te vergelijken met het accepteren van een tjoekoe en niet over de brug komen. Of het accepteren van de giften van een man/vrouw, terwijl men weet dat hij/zij geen kans maakt. De partijvoorzitter/oppositieleider heeft dit niet door of hij is niet bereid om de jonge kiezers iets te zeggen wat men niet graag wil horen. Hij is dan bang om de jonge kiezers boos te maken. Beide verklaringen zijn overigens te betreuren en geven een blik op de oprechtheid waarmee men in de campagnes de jonge burgers benadert. Een andere, kleinere partij lijkt meer te letten op de moraal en heeft het dan over het respect van de partijen naar de kiezer toe. Deze partij neemt dus wel het risico om impopulair maar moreel correct te zijn tegenover de jeugd. De verkiezingen naderen. De jonge kiezers zullen steeds meer target zijn van campagnes van de politieke partijen. Nickerie is belangrijker aan het worden en hoe heilig bijvoorbeeld de landbouw is, zal straks weer blijken. In aanloop naar de verkiezingen is het goed dat de burger diep nadenkt wat het algemeen belang precies inhoudt en de relatie daarvan met de eerlijke wensen die hij/zij in het leven heeft. Met dit als achtergrond dienen jongeren en ouderen kritisch te zijn tegenover de politici die hen benaderen.