In het kader van het sociaal zekerheidsstelsel dat zich nu aan het ontvouwen is in Suriname, is door de regering ook aangeboden aan DNA een minimumuurloonwet, waarover veel heisa was in de samenleving. De meeste kanttekeningen kwamen van delen van het bedrijfsleven. Uit de opmerkingen die gemaakt werden, bleek dat deze groepen niet zo content waren met het wettelijk vastleggen van een minimumloon. Lage lonen zijn in Suriname een veel voorkomend verschijnsel. Er is een noodzaak gevoeld door deze regering en overigens ook de vorige om een minimumloonstelsel in te voeren, vooral om de lage loongroepen te behoeden van extreem lage lonen. Feit is wel dat beloning samen gaat met vooral de arbeidsproductiviteit. De overall arbeidsproductiviteit wordt niet gemeten en bekendgemaakt in Suriname. Er zijn bedrijven die afhankelijk zijn van de internationale kapitaalmarkt, die deze metingen doen en de trends in de gaten houden en sturen. De houding van delen van het bedrijfsleven heeft kennelijk te maken met de arbeidsproductiviteit. Wat opvalt, is dat de vakbonden en de vakcentrales in Suriname geen uitgewerkt standpunt publiekelijk kenbaar hebben gemaakt ten aanzien van het minimumloon. Kennelijk kijken deze bonden voornamelijk naar hun leden en de beloning zoals vastgelegd in de cao’s van de bedrijven waar deze opereren. In de cao-bedrijven is de beloning doorgaans geen probleem, althans de werkers die onder een cao vallen, komen niet voor in de groep van de laagste loontrekkers. Deze komen voor in de bedrijven die geen vakbonden en cao kennen. Maar hoe lang zullen we nog van die cao’s in Suriname hebben? Er wordt alom geklaagd dat werkgevers steeds contractors in dienst nemen. Deze contractors hebben andersoortige overeenkomsten met de bedrijven en vallen niet altijd onder het cao-personeel. Dat betekent dat op gegeven moment het aantal werknemers in de bedrijven die vallen onder een cao ook minder kan gaan worden. Zolang de bonden nog bestaan, zullen werkgevers ook aan de zogenaamde contractors gelijkwaardige salarissen aanbieden. Het moment dat het aantal leden van de vakbonden aanzienlijk afneemt en vakbonden illusoir worden, zal de noodzaak afnemen om de contractors gelijkwaardig te blijven betalen. Dan wordt een minimumloon wel relevant in deze bedrijven. De laissez fair houding van de vakbonden, althans de onevenwichtigheid in het kenbaar maken van de standpunten tussen de bedrijven en de bonden, is niet gestoeld op een langetermijnvisie. Bonden zouden overigens ook wat eraan moeten gaan doen om het aantal leden te peilen en na te gaan in hoeverre contractors niet geïncorporeerd kunnen worden in het ledenbestand, waardoor steeds voor een groot aantal leden wordt onderhandeld en de bonden kracht blijven behouden. Bedrijven zullen vrij blijven om afdelingen en diensten af te stoten en de eigen organisaties te laten focussen op alleen de core business. Dat geldt vooral voor bedrijven die met veel technologie werken en ook zelfstandig doen aan research and development. Deze soort bedrijven zijn weinig in Suriname. Maar afdelingen afstoten en daarmee werknemers loodsen, staat bedrijven vrij. Met het loodsen van afdelingen worden bonden zwakker gemaakt. Na ettelijke jaren is er nu eindelijk een voorstel uitgewerkt, dat nu behandeld moet worden in DNA. De bedoeling is om met de wet een verplicht minimumuurloon in te voeren voor alle personen die tegen betaling een dienst verlenen of arbeid verrichten. Dus de regering wil niet alleen loontrekkers, maar ook dienstverleners dekken met deze wet. Op zich is dat een opmerkelijke zaak, omdat het niet bekend is dat dienstverleners zwaar gebukt gaan onder lage vergoedingen, integendeel. Het voorstel zal dus kennelijk zo werken dat men bij het onderhandelen over een fee voor een te verrichten dienst, niet lager mag gaan dan een bepaald bedrag per uur. Men is uitgegaan van een overwicht in de dagelijkse praktijk voor degene die een dienst vraagt boven degene die een dienst aanbiedt. In de praktijk lijkt het omgekeerde het geval te zijn. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor aannemers die werken tot stand brengen. Aan zelfstandigen wordt overigens geen loon uitbetaald, maar een vergoeding die elke andere naam kan dragen. Hogere overeengekomen uurlonen blijven bestaan. Een verbod zal worden ingevoerd om al dan niet door tussenkomst van derden, te arbeiden, arbeid te laten verrichten of diensten te laten verlenen tegen een uurloon dat lager is dan wat de wet zal voorschrijven. Opmerkelijk is ook dat het minimumuurloon bij staatsbesluit zal worden vastgesteld, dus eigenlijk krachtens een besluit van de regering zonder tussenkomst van DNA. Dat maakt het systeem aan de ene kant flexibeler, maar aan de andere kant ontbeert DNA dan de beïnvloedingskracht. Het voorstel sluit een minimumuurloon per sector of beroepsgroep niet uit. Dit moet dan wel niet lager zijn dan het algemene. Werkgevers zullen verplicht worden om aan werknemers tenminste het minimumuurloon te betalen. De werknemer die constateert dat de werkgever nalaat het minimum uurloon te betalen, zal worden verplicht om dit onmiddellijk te melden aan de Arbeidsinspectie, die binnen dertig dagen een onderzoek zal instellen. Om de regering te adviseren over o.a. de hoogte van het minimumloon wordt een Loonraad ingesteld. Overtredende bedrijven staat een fikse boeten boven het hoofd. De Arbeidsinspectie kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van een overtreding. De hoogte van de dwangsom moet tenminste SRD 1.000 en ten hoogste SRD 100.000 zijn. Daarnaast kan een administratieve boete worden opgelegd wanneer de wet niet wordt nageleefd. Om de dwangsom en boetes op te leggen, moet de overheid eerst op de hoogte zijn van overtredingen. Daarvoor is een goed inspectiesysteem nodig en een wil bij de werkende burgers om zaken te rapporteren. De vraag rijst of men bereid zal zijn om zaken aan te kaarten als het risico er is voor rancune en verlies van een baan, vooral wanneer er geen beschermingsgaranties zijn. In elk geval worden nu met dit deel van het sociaal zekerheidsstelsel ook bakens verzet. Het zal aan de werkgevers liggen om aandacht te besteden aan het deel van de arbeidsproductiviteit.