Suriname wordt internationaal bekeken, gerekend tot een land dat rijk is aan natuurlijke hulpbronnen. Wij hebben bijvoorbeeld een heel uitgestrekt gebied met bos waarin veel waardevolle houtsoorten te ontginnen zijn; wij hebben bauxiet, goud, aardolie, steenslag in soorten, en nog veel meer. Aan dit gegeven valt er niet te twijfelen. Alleen is Suriname vanwege een tekort aan de benodigde capaciteiten en expertise nog niet in staat de grondstoffen uit deze natuurlijke hulpbronnen zelf en zelfstandig tot eindproducten te vervaardigen. In het verre verleden is Suriname, mede vanwege het gebrek aan expertise en financiën, een overeenkomst aangegaan met de bauxiet maatschappij Suralco ten einde onze bauxiet te exploreren en vervolgens de halffabricaten en lang geleden zelfs het eindproduct aluminium, te exporteren. Uit deze overeenkomst is onder andere afgesproken dat Suriname een door beide partijen vastgestelde en overeengekomen deel aan inkomsten uit de exploratie zou ontvangen. Maar nu reeds ettelijke jaren achtereen blijkt dat de productieactiviteiten van de maatschappij geleidelijk aan en toch merkbaar aanmerkelijk aan het afnemen is. Het gevolg is dat de maatschappij, een multinational, ook haar opbrengsten ziet dalen. De overheid heeft klaarblijkelijk in het naaste verleden dit verschijnsel niet serieus genoeg genomen. In elk geval heeft de regering in zijn algemeenheid, en het desbetreffende ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen in het bijzonder niet voldoende aandacht besteed aan dit gegeven. Wij zijn dan ook op een punt beland dat de maatschappij thans te kennen heeft gegeven niet meer in staat te zijn de kosten verbonden aan de verdere ontginning van ons bauxiet te financieren. Het is naar mijn mening niet helemaal juist dat sommigen uit onze samenleving geneigd zijn dit fenomeen negatief te benaderen. We moeten in deze fase zeker niet overhaast te werk gaan. Men dient te beseffen dat veel Surinamers in de afgelopen eeuw als werknemers bij deze maatschappij hun brood hebben verdiend en mede daardoor een redelijk en goed bestaan voor zichzelf en voor hun gezin hebben weten op te bouwen. Zij hebben immers met deze verdiensten hun gezinnen kunnen onderhouden en daarmee ook de scholing en opleiding van hun kinderen kunnen bekostigen. Het zijn ook deze kinderen die het hebben gebracht tot volwaardige burgers van ons land. En het zijn ook vele van deze kinderen die een aanzienlijk carrière hebben weten te verwerven. Behalve dat Suriname lid is van grote internationale organisaties als de Verenigde Naties, onderhouden wij ook vriendschapsbanden met enkele bevriende naties uit andere delen van de wereld. Deze relaties moeten ook leiden tot een nauwe samenwerking en vooruitgang op economisch gebied. De lidlanden mogen onderling geenszins een belemmering vormen. Suriname zal dan ook in het onderhavige dispuut met de Suralco alles in het werk moeten stellen dat heet ontwikkelingsbeleid geen nadeel ondervindt. Uiteraard zal de Suralco als deel van een multinational, haar voornaamste doel, het maken van winsten, zoveel als mogelijk in stand moeten houden. Het is nu aan de twee partijen gelegen om gezamenlijk tot een goede afspraken te komen. Suriname zal samen met de Suralco deze kwestie op een nationale wijze moeten zien af te wikkelen. Een emotionele benadering zal beide partijen schade berokkenen en wij moeten voorkomen dat er sprake is van gezichtsverlies. Internationaal kijkt men zeker ook uit naar de resultaten van wat er nu komen zal. Er zijn immers ook andere multinationals in Suriname operationeel. Daarnaast heeft de Surlaco heeft gedurende ruim honderd jaar ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van ons geliefd Suriname. Het is daarom heel vreemd te moeten constateren dat pas na een eeuw er wordt gewezen op de vele tekortkomingen van Suralco jegens de gesloten overeenkomsten tussen Suriname en de maatschappij. Hebben de achtereenvolgende Surinaamse overheden dan niet gefaald in deze? Zij hebben immers, blijkbaar ieder vanwege hun eigen politieke invalshoek, het staatsbelang op kritieke momenten opzij gezet ten voordele van het partij standpunt. Zeer waarschijnlijk zitten wij momenteel daarom met de gebakken peren. Het is ook goed gelijk in dit stuk te vermelden dat ook Surinamers gedurende ettelijke jaren het directeurschap bij deze bauxietmaatschappij in handen hebben gehad. Zij worden dus in de periode van hun dienstbetrekking bij de maatschappij heel goed ingewijd in al het gebeuren met betrekking tot de exploratie van het bauxiet en de export daarvan. Misschien kunnen deze Surinamers een kort overzicht geven hoe de vork precies in de steel zit bij deze bauxietmaatschappij. Er worden namelijk te veel onbezonnen uitspraken gedaan in de samenleving.
Edward Marbach