Taal heeft altijd gevoelig gelegen in de jonge Staat Suriname. In de koloniale periode is er geen beleid gevoerd door de machthebbers, die moest leiden tot het waarderen van de eigen moedertaal; men was hooguit voorzichtig met de Hindoestaanse arbeidscontractanten, die Engelse onderdanen waren. Het Sranangtongo is nooit bevorderd geworden door de koloniale regering op school, er leek zelfs een houding te zijn tegen deze taal in de koloniale periode. Buiten school was er voor het Sarnami en het Javaans meer sympathie, maar ook een vernietigende onverschilligheid vanuit de administratie. De kinderen van de ex-slaven kwamen op de openbare of de EBGS-scholen terecht, die van de Britsch-Indische immigranten op de zogenaamde koeliescholen. Vanuit het koloniale werd flink ingepeperd dat het Sranangtongo spreken dom maakte, dus dat de taal achterlijk was. Praten van die taal op school was uit den boze, men kon er behoorlijke straf voor krijgen. Ouders kregen de opdracht vanuit de school om die taal te verzaken en over te schakelen op het ‘meer beschaafde’ Nederlands. De taferelen die dat allemaal opleverden, is in boeken geïllustreerd door de fenomenale Surinaamse schrijver Edgar Cairo. Kinderen werden op school gestraft voor het spreken van de moedertaal. Dat was een manier om de geest van de samenleving te breken. In 1878 werden de kinderen van immigranten onderworpen aan de leerplicht, gevolgd door de oprichting van de koeliescholen in 1890, waar in de landstaal van de groep onderwijs werd gegeven. Onderwijs aan deze kinderen had een andere dimensie, omdat het gerelateerd was aan contractarbeid (lees: de economie) en omdat het betrof de internationale verhoudingen met Engeland (dat men wantrouwde) doordat het Engelse onderdanen betrof. De naleving van afspraken werd gecontroleerd. Op de koeliescholen, die soms vielen onder de Moravische broeders, werd onderwijs van lichter kaliber gegeven door Hindoestaanse onderwijzers, ook in het Sarnami. Er was iets meer tolerantie tegenover het Sarnami. Aan het eind van de 19de eeuw was er al flink verzet in Nederland tegen het onderwijs in het Sarnami, dat in stand werd gehouden door het landsbestuur. Het bestuur der Moravische broeders had immers de verplichting al opgelegd alleen het Nederlands op hun scholen te onderwijzen en ‘het onderwijs in de volkstaal aan de kinderen uit het volk te doen ophouden’. Men ging ervan uit dat ‘het verlies van zijn nationaliteit samen gaat met verleren van zijn moedertaal’. Bij het taalbeleid op de scholen lette men in Nederland veel op ‘Nederlands macht en kracht als koloniale mogendheid’. Men wilde geen staat in een staat. Bovendien wilde men ook de Javaanse contractarbeiders de wind uit de zeilen halen, zodat soortgelijke eisen niet konden worden gesteld. Een correspondent in Suriname werd voor het pleiten voor het handhaven van koeliescholen door een lezer als landverrader getypeerd eind 19de eeuw. Scholen waarop onderwijs in het Sarnami werd gegeven hebben wel bestaan, die waarop Sranangtongo werd gesproken niet. Van het onderwijs in het binnenland is niet bekend dat onderwijs in de Marrontalen of enige Inheemse taal werd gegeven. Feit is dat op gegeven moment in Suriname (Algemeen Beschaafd) Nederlands de norm werd. Het werd de onbetwiste taal van school. Menig leerling in de agrarische en andere niet-stedelijke gebieden haakte af vanwege de taal, waarvan men niets snapte. De situatie keerde door het cultureel nationalisme onder de Creoolse studenten in Nederland, die in de jaren ’60 en ’70 hun stempel drukten in Suriname leidende tot de onafhankelijkheid. Als reactie begon ook een Hindoestaans cultureel nationalistische beweging, maar die nam niet zo een vaart, omdat het Sarnami niet zo in de verdrukking lag. Nederlands is steeds meer de taal aan het worden in de Surinaamse samenleving, sowieso onbetwist in het onderwijs, maar ook terrein winnend in het stedelijke gebied dwars door alle bevolkingsgroepen. Het Sranangtongo is geheel niet meer in de verdrukking en op school wordt er anders tegen aangekeken. Dat laatste lijkt ook te gelden voor het Sarnami op bepaalde voj-scholen. De bedreiging van het voortbestaan van deze talen ligt in het buitenschoolse milieu bijvoorbeeld bij het beleid van de ouders, die bewust kiezen voor het Nederlands als moedertaal en zo het voortbestaan van bijvoorbeeld het Sarnami in gevaar brengen. Het Javaans is ook behoorlijk geërodeerd. Een misplaatst minderwaardigheidscomplex dat in bepaalde Hindoestaanse gezinnen nu voorkomt, komt al geruime tijd en in meerdere mate voor bij de Javanen die ‘hun’ taal aan het vergeten zijn. Daar tegenover heeft bijvoorbeeld geen explosieve toename van academici of intellectuelen gestaan. Het Sranangtongo staat stevig overeind. Organisaties van Inheemsen en Marrons hebben recent aandacht gevraagd voor meertaligheid in het onderwijs. De reden zou zijn om de efficiëntie en output van het onderwijs te verhogen, waardoor meer kinderen succesvol zijn in het onderwijs. Internationaal wordt ook door de VN (Unesco) meertaligheid in het onderwijs gepropageerd. Unesco propageert beginonderwijs in de moedertaal (de taal dat een kind als eerste beheerst). Ten eerste om deze efficiëntie te verhogen en ten tweede om de culturele rijkdommen te beschermen. Door andere VN-organen wordt ten aanzien van het onderwijs aan de Inheemsen en Marrons gesteld dat de meertaligheid niet ertoe moet leiden dat men wat de officiële taal betreft, onderwijs van mindere kwaliteit krijgt, integendeel. Men moet de officiële taal ook heel goed beheersen. Het besef van meertaligheid heeft zijn intrede nog niet gedaan bij onze regering en ook niet de hoogste leiding, omdat men nog vastzit in de assimilatiepolitiek, die als misdaad decennia terug internationaal is afgewezen. De Inheemse talen hier staan in de verdrukking en zijn aan het uitsterven. De oproep van de Inheemse en de Marronorganisaties voor onderwijs in de moedertaal heeft al internationale erkenning bij de Unesco en moet vanuit een ruime optiek door Minov worden overwogen.