Gisteren zijn de drie ministers en een onderminister die hun portefeuille moesten indienen vanwege de uitzetting van de PL uit de coalitie vervangen door nieuwe functionarissen. Het is een taak en een verplichting van voordragende politieke partijen en van de president om bij het aanstellen van ministers te letten op het feit dat we in de mondiale concurrentie tegen achterstanden aanlopen die andere landen niet hebben. Dat noopt ontwikkelingslanden meer dan de ontwikkelde landen om ministers aan te stellen die vakbekwaam zijn en al een zekere relatie hebben met de partners van het ministerie en affiniteit hebben met het vakgebied mede door eerdere betrekkingen en door opleiding. Er zou een algemene instemming zijn met de benoeming van de minister van LVV. Hij heeft zich op landbouwgebied op zijn ministerie geprofileerd en meed het veld en de veldwerkers niet. Opvallend was ook zijn praktische benadering. Het enthousiasme van de Nickerianen echter is in eerste instantie toch misplaatst. De aanstelling van een zoon van Nickerie is nog geen garantie voor de aanpak van de Nickerie-problematiek. De minister blijft onder de president functioneren en onderworpen aan zijn instructies. Dit moment is wel gunstig om via een Nickeriaan in aanloop naar de verkiezingen ten voordelen van de NDP een aantal agrarische maatregelen te treffen. Een daarvan zou kunnen zijn het terugdraaien van de leugen zijnde het compenseren van de government take tot het niveau van voor de verhoging tijdens het Nieuw Front. Een andere zou kunnen zijn het bundelen van de boeren onder een politieke kracht. Minpunt bij de benoeming van deze minister is wel dat er geen acht is geslagen op de mededelingen die zijn gedaan ten aanzien van de titel die deze functionaris zou hebben gevoerd en de daadwerkelijke titel waartoe hij gerechtigd zou zijn. In de privé bedrijven is het onjuist hanteren van een academische groep aanleiding voor maatregelen ter beëindiging van de baan. Kennelijk is het dus geen zonde voor de leiding van deze regering wanneer burgers zichzelf titels aanmeten waartoe ze niet gerechtigd zijn. Op de beweringen dat de titel onterecht is gevoerd, is geen reactie gekomen en dat zendt weer negatieve signalen richting de burgerij. Door de ex-HI-bewindsman is beweerd dat de post van HI onderschat wordt door de samenleving. De burgerij en de politiek zouden een enge kijk hebben op het takenpakket van HI. Het lijkt erop alsof de voormalige minister zegt dat men tot een betere kandidaatstelling had moeten komen. Het moet wel van het hart dat in Suriname sinds de laatste NF-periode steeds minder zwaar getild wordt aan de kwalificatievereisten voor hoge ambten.. Dat geldt zowel voor formele scholing als professionele achtergrond. Dat bleek met name door de kunstmatige invulling van ministersposten door de partners PL en AC/Abop. Maar hoe is het bijvoorbeeld in meer ontwikkelde landen als Nederland, waar partijen overigens over meer kader beschikken? De minister-president en minister Algemene Zaken studeerde zelf Geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Van de 13 minister (inclusief de minister president) hebben 11 een academische graad van een universiteit. Daarvan zijn twee zelfs gepromoveerd tot doctor. Twee hebben een hbo-opleiding. Al deze ministers hadden in het ambtelijke eerst significante beleidsfuncties of verbonden aan speciale thema’s in de Tweede Kamer als Kamerlid aangaande het betreffende beleidsgebied voordat zij minister werden, soms op het ministerie waar zij nu de scepter zwaaien. Opvallend is ook dat veel ministers op de universiteit als wetenschapper of docent betrokken waren. Het percentage academische in de regering in Nederland (alleen ministers) komt in Nederland op 85% en in Suriname komen we op 65%. Van de 7 staatssecretarissen (te vergelijken met onderministers) die Nederland heeft, hebben 4 een academische opleiding. De drie vrouwen in dit gezelschap vallen op met een mindere hbo-opleiding. HI wordt inderdaad onderschat omdat wereldthema’s bij de WTO en in economische en handelsblokken niet gemakkelijk doordringen tot de politiek. HI heeft de wettelijke taak zorg te dragen voor de bevordering van de binnen- en buitenlandse handel waaronder het import- en exportbeleid. Ook moet HI zorgen voor de aangelegenheden van handelspolitieke aard en het verlenen van invoer-, uitvoer- en deviezenvergunningen. Het beleid inzake beheersing van de kosten van levensonderhoud en het toezicht op handels-, industriële- en dienstverlenende activiteiten is ook een zorg van HI. Dit ministerie moet ook zorgen voor de vaststelling en beheersing van en de controle op prijzen, alsmede op de kwaliteitsnormen, iets waarvoor relatief meer aandacht bestaat. Andere bijzondere taken zijn het industriebeleid en de bevordering van de industriële sector, met nadruk op de exportgerichtheid van deze sector, te zorgen voor het ijkwezen en de waarborg van het gehalte van al dan niet bewerkt goud en zilver en het beleid ten aanzien van en de bevordering van ambachtelijke industrieën. Dat is een uitgebreide takenpakket en de nieuwe minister heeft geen bewezen ervaring en diepgaande affiniteit op dit vlak. De nieuwe Biza-minister is voor velen ook de charismatische keeper van Robin Hood en de nationale selectie nog actief in de voorronde voor kwalificatie naar WK 1978. Zijn ervaring is met CBB en het pensioenstelsel, maar het ministerie omvat meer (dan alleen burgeradministratie en personeelsbeleid) als gelet wordt op taken aangaande de optimale participatie van de vrouw in het ontwikkelingsproces in Suriname en een evenwichtig emancipatorisch vrouwenbeleid, met inachtneming van specifieke Surinaamse karakteristieken. Het zou een pertinente leugen zijn als gesteld zou worden dat coalitieregeringen niet over kader beschikken om de hoogste leiding van een ministerie te bezetten met technisch goed onderlegde academici. Een uitzondering kunnen enkele kleine partijen vormen die overigens niet veel regeerverantwoordelijkheid krijgen. Hoe de vervanging van de ministeries uitpakt wordt de komende tijden duidelijk.