Politiek Suriname is nog druk bezig met de naweeën van de radicale maatregel genomen in het coalitieberaad om de tweede grootste partij in de regeercoalitie eruit te zetten. In landen die overheidsbeleid en de fundamenten waarop het is gesteld principieel stellen, zijn patstellingen ten aanzien van de beleidskoers aanleiding om uit elkaar te gaan. Niet in Suriname dus, want daar draait het zoals het in een derdewereldland betaamt niet om beleid, maar om schaarse banen en privileges. Daarvoor wordt politiek soms gevoerd in Suriname. In elk geval was de breuk in de coalitie te verwachten. Kritische volgers en politici zagen de bui al lang hangen, mede door de wijze waarop op de overheidsradio werd gesproken over de PL en haar leider. De onderhuidse spanning tussen de NDP en de PL moet niet los gezien worden van hetgeen op 13 december 2007 gebeurde in DNA. Op die dag deelde de PL-voorzitter, met een schoen die later door hemzelf trots tot kostbare relikwie werd verheven, een keiharde trap op het lichaam van de prominente NDP’er en parlementariër uit Nickerie. Vanuit de gemeenschap was er zelfs een roep tot strafrechtelijke vervolging van de PL-voorzitter, die erop intrapte terwijl de oppositionele parlementariër weerloos op de grond lag. Dat kan allemaal in Suriname wanneer een bepaald kaliber politici bovenaan komen drijven. Na die genadeloze en laffe trap is het nooit meer goed gekomen tussen in elk geval delen van de NDP en de PL-leiding, die synoniem is met de partijvoorzitter.
Na de verkiezingen in 2010 moest na mislukte formatiepogingen de in ongenade geraakte PL erbij om de regering te formeren, andere opties waren er gewoon niet voor de NDP. Dit gold vooral toen de PL-voorzitter in DNA de stemming verloor voor vicevoorzitterschap in DNA dat ging naar de NPS (oppositie). De NDP-kandidaat won het DNA-voorzitterschap na stemming, maar dat was na het zogenaamde bedrog en overlopen van naar verluidt leden van de Abop. Frappant is dat de huidige president gekozen kon worden na overloperij en bedrog, vergelijkbaar hoe het aan toeging in 1996 bij de verkiezing van de president. Bekend is dat die regering de regeerperiode niet volledig heeft uitgezeten, maar vervroegde verkiezingen moest uitschrijven. De basis waarop die en deze regering gestoeld zijn, vertonen overeenkomsten die te maken hebben met bedrog. De kans dat deze termijn door deze president niet volledig wordt uitgezeten door zware politieke tumult in DNA– waarvan de oppositie zou kunnen profiteren – is daarom ook groot. De conflictstijl (in plaats van harmoniestijl) was er ook in de NDP+-periode 1996-2000. Ook toen kon de dominante partij niet samenwerken met een of meerdere partijen. De grote boosdoener zou de machtsbenadering zijn, de dictatoriale inborst inherent aan de militaire/militante cultuur. Toen werd door of vanwege de zittende president de staatskas nagenoeg of zelfs compleet leeg gemaakt en de vraag rijst wat de situatie zal zijn wanneer de balans na deze regeertermijn zal worden opgemaakt. Opmerkelijk is dat de Centrale Bank van Suriname sinds enige dagen de cijfers die regelmatig worden gepresenteerd, dat niet meer heeft gedaan in de kranten. Belangrijk hierbij is te beseffen dat de Bank heeft aangegeven dat de regering de overdadige overheidsbestedingen moet terugbrengen. Wil de Bank de cijfers nu verborgen houden, is de vraag die opkomt. Opgemerkt moet hierbij worden dat tijdens de regering Wijdenbosch door de toenmalige CBvS-president tot op de laatste dag nog gesteld was dat alles in orde was met de staatsfinanciën. Bij aantreden werd een lege kas aangetroffen. De toenmalige minister van Financiën was Errol Alibux en Andy Rusland was topadviseur van de president. Beide mannen zijn er nu weer bij, waarvan een als minister op uitgerekend Financiën. De burgerij moet wat dat betreft wel oplettend zijn. Wat er nu gaande is, moet dus zeker tegen het verleden waarin dezelfde personen die betrokken waren, worden geplaatst. Bedrog en een lege kas zijn niet onbekend. Bij een zware coalitieruzie valt de regering in landen waar de democratie volledig is ontwikkeld. Aangezien het functioneren van ons parlement en de inrichting zware trekken vertoont met de Nederlandse Tweede Kamer en ook raakvlakken herkenbaar zijn in de politiekvoering, is het handig om na te gaan hoe het in dit meer democratisch ontwikkeld land aan toe ging. Sinds de Tweede Wereldoorlog kende de Nederlandse politiek welgeteld 14 kabinetscrises, het laatste in 2012 nog met premier Mark Rutte waar de minderheid in het parlement bezwaarlijk werd door het wegvallen van gedoogsteun. Het ging om beleidsissues, niet om zaken als chantage. In 1951 was de val van het kabinet Drees/Van Schaik het gevolg van een motie van wantrouwen tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw Guinea. In 1955 viel het kabinet weer als gevolg van een geschil tussen vrijwel de gehele Tweede Kamer en het kabinet over huurverhoging en belastingverlaging. De volgende kabinetten die in de vorige eeuw vielen of in crisis geraakten in 1958, 1960, 1965, 1972, 1977, 1981, 1982, 1989 en 1999 hadden als onderwerp van geschil respectievelijk enkele tijdelijke belastingverhogingen, de bouw van 50.000 woningwetwoningen, het omroepbeleid, het financieel-economisch beleid, de grondpolitiek, financiering van het banenplan, financiering van het werkgelegenheidsbeleid, afschaffing van het reiskostenforfait en geen 2/3 meerderheid in Eerste Kamer over invoering van het correctief referendum. De oorzaak van de val in 1966 was een motie van wantrouwen bij de begrotingsbehandeling (algemene politieke beschouwingen), waarvan de reden niet direct duidelijk was. In het nieuwe millennium viel het Nederlandse kabinet in 2002 na een kabinetscrisis In 2006, 2010 en 2012 gebeurde dat om de volgende beleidsonderwerpen: het bloedbad in Srebernica, kiesrechthervorming (uit grondwet halen burgemeestersbenoeming), naturalisatie Ayaan Hirsi Ali, voortzetting van de Nederlandse missie in Afghanistan en bezuinigingen. De val in 2002 betrof een aanhoudende ruzie tussen 2 ministers. Naarmate de tijd vordert, zal de coalitiemaatregel beter in perspectief worden geplaatst en zal dan duidelijker worden dat lage ethiek in de Surinaamse politiek een meer indringende rol heeft gespeeld.