Gelezen de artikelen die in de afgelopen dagen zijn verschenen in de media over de problemen die zich zouden hebben voorgedaan op de Surinaamse ambassades in Jakarta en New Delhi. Ik heb gemeend om iets te moeten zeggen naar aanleiding van deze artikelen en mede ook op basis van mijn persoonlijke ervaringen op deze twee posten.
India
In februari 2000 voerden de toenmalige directeur van Buitenlandse Zaken, ambassadeur Henk Alimahomed, en mijn persoon in opdracht van de toenmalige Surinaamse regering in New Delhi afrondende gesprekken met de autoriteiten ter zake de opening van een ambassade van de Republiek Suriname in de Indiase hoofdstad. Aan mij is de eer ten deel gevallen om de eerste residerende carrièrediplomaat van Suriname in India te zijn.
Nadat in maart 2000 ‘ambassador-designate’ , Chas Mijnals, in India was gearriveerd, openden wij eind van die maand de deuren van de ambassade van de Republiek Suriname in New Delhi.
De ambassade opereerde op advies van het Indiase ministerie van Buitenlandse Betrekkingen de eerste zes weken vanuit het Ashoka hotel in de belangrijkste ambassadewijk, Chanakyapuri, in New Delhi. Vanwege de hoge huur verhuisde de ambassade binnen zes weken naar de wijk Vasant Vihar, ten zuiden van New Delhi, waar een eenvoudige woning werd gehuurd waar op de benedenverdieping de kanselarij werd gevestigd, terwijl op de bovenverdieping ambassadeur Mijnals zijn intrek nam, die inmiddels op 15 mei 2000 zijn geloofsbrieven aan president K.R. Narayanan had aangeboden.
Het personeel van de ambassade telde toen twee lokale krachten, te weten, de 22-jarige Anjali S., die het werk deed van telefoniste/receptioniste en de 25-jarige schoonmaker en boodschappenjongen Mohan. De uitgezonden krachten waren ambassadeur Chas Mijnals en mijn persoon.
De ambassade beschikte niet over een vervoermiddel, wij maakten gebruik van taxi’s en rickshaws. De ambassadeur van Panama, die goed bevriend was geraakt met ambassadeur Chas Mijnals, bood een auto van zijn ambassade aan Chas Mijnals aan, maar protocollair was het niet correct dat de ambassadeur van Suriname rondreed in een auto met een CD-kentekenplaat van Panama.
Om de ambassadeur van Suriname zoveel als mogelijk ter wille te zijn, haalde de Panamese ambassadeur zijn Surinaamse collega op voor de events die zij moesten bezoeken.
Wat ik met vorenstaande wil aangeven is, dat de Surinaamse ambassade in New Delhi in het begin niet beschikte over een eigen vervoermiddel en dus ook geen chauffeur in dienst had.
Met de komst van ambassadeur Kries Baynath in december 2001 werd in maart 2002 – dus bijkans 24 maanden na de opening van ambassade – een eenvoudige Mitsubishi Gallant van elfduizend Amerikaanse dollars aangeschaft.
In juli 2002 trad de heer Sarwan Kumar , geboren op 13 februari 1973, na een proefperiode van drie maanden officieel in dienst van de Surinaamse ambassade in New Delhi als chauffeur.
Na circa 10 jaar als chauffeur tot volle tevredenheid gewerkt te hebben voor onze ambassade verscheen in april 2013 in de Surinaamse media het bericht dat de heer Sarwan Kumar in augustus 2012 mondeling werd medegedeeld dat hij op staande voet was ontslagen door de chef de poste van de Surinaamse ambassade in New Delhi.
De bewering van minister Winston Lackin dat sprake is van ontslag vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is in het geval van de heer Sarwan Kumar volkomen bezijden de waarheid. Voor alle duidelijkheid , de heer Sarwan Kumar was in augustus 2012, 39 jaar oud toen hij op straat werd gegooid.
De vraag kan worden gesteld: is minister Lackin verkeerd geïnformeerd d.w.z. misleid door de chef de poste van Suriname in New Delhi of is de minister zelf aan het misleiden?
Indonesië
Medio 2006 kreeg ik in New Delhi de instructie van ons hoofdkantoor in Paramaribo om naar Indonesië af te reizen voor het treffen van voorbereidingen voor de komst van de twee nieuwe diplomaten die in de loop van de maand december 2006 in Jakarta zouden arriveren.
Op 1 augustus 2006 nam ik de leiding van de post Jakarta over van ambassadeur Ewald Leeflang, die naar Paramaribo terugkeerde.
Bij mijn aantreden als chef de poste in Jakarta waren er vijf lokale krachten werkzaam, van wie twee de pensioengerechtigde leeftijd al hadden bereikt. Het betrof hier de heer J. en mevrouw P. De heer J. is van Surinaamse origine, woont al langer dan 30 jaar in Indonesië en was werkzaam als adviseur op de post. Mevrouw P. is een in Suriname geboren Javaanse die in 1953 samen met 1000 anderen met de Langkuas naar Indonesië repatrieerden.
Op I februari 2007 droeg ik de leiding van de post Jakarta over aan ambassadeur Angelic del Castilho, die enkele maanden na haar aantreden de heer J. en mevrouw P. bedankte voor hun diensten vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit gebeurde in overleg met de betrokkenen, met Buza Suriname en Buza Indonesië waarbij alle regels en gebruiken in acht werden genomen.
Één van de belangrijke regels in Indonesië is dat aan lokaal aangetrokken ambassadepersoneel bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij ontslag voor ieder jaar dat zij hun krachten hebben gegeven aan de ambassade, één maand salaris wordt gegeven. Dat is met goedkeuring van Buza Suriname in het geval van de heer J. en mevrouw P. ook gebeurd.
De volgens minister Lackin recentelijk ontslagen krachten vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn zeker niet de krachten die ik in augustus 2006 op de ambassade heb aangetroffen noch de krachten die ik in januari 2011 heb achtergelaten, want die krachten zouden nu niet de leeftijd hebben om met pensioen te gaan.
Klaarblijkelijk is dus vanaf februari 2011 lokaal personeel aangetrokken dat thans in april 2014 de pensioengerechtigde leeftijd al heeft bereikt.
Voor de goede orde kan worden opgemerkt dat wanneer in Suriname, maar ook in India en Indonesië personen de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, zij met pensioen gaan. Zij worden niet ontslagen. De terminologie van minister Lackin is onjuist.
De verklaring van minister Lackin over ontslagen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en ook over het niet overtreden van arbeidswetten is volgens mij niet correct en ook zeer verwarrend. Als je daaraan toevoegt de communiqués van de chef de poste in Jakarta dan ontstaat een beeld van zeer tegenstrijdige berichten dat tot gevolg heeft, dat de geloofwaardigheid en de waarheidsgetrouwheid van de minister en het hoofd van de missie ernstig in twijfel kan worden getrokken.
De gebeurtenissen in India en Indonesië komen niet als een verassing, dit zal bijna altijd gebeuren wanneer onbekwame personen belast worden met hoge en verantwoordelijke functies.
Drs. R. Alihusain