De militaire periode is ook in bepaalde bestuurlijke opzichten geen normale periode. Bij de wording van de Republiek Suriname was de ordening van de Staat op een bepaalde wijze bedoeld en de grondwet was daarbij enorm belangrijk. De militaire periode was een verstoring van de constitutionele orde, waardoor het moeilijk wordt om voortbrengselen van deze periode te plaatsen in een democratisch tijdperk. Met name geldt dat voor de decreten die toen tot stand zijn gebracht. Wat moet de kracht zijn van deze decreten die in een periode waarbij de constitutionele wetgevende macht buiten werking was, zijn aangenomen? Wat moet de kracht zijn van de besluiten die in deze periode zijn genomen? In haar preambule neemt de huidige grondwet in aanmerking de staatsgreep van 25 februari 1980 en de gevolgen daarvan. Dat in aanmerking nemen, is meer in negatieve dan in positieve zin. Tijdens de NF-periode is steeds zwaar uitgehaald naar de militaire periode, ook in DNA. Heel vaak is terug gereageerd door te stellen dat ook NF-exponenten meededen aan regeringen als minister. Tijdens de militaire periode zouden in een periode van 7 jaren heel veel ministers hebben gediend in een kabinet. Er werd heel vaak gereshuffled. Het is soms op te merken dat ministers uit deze periode niet voor vol worden aangezien. Dat komt mede omdat deze ministers vooral in de beginperiode overschaduwd raakten door het Nationaal Militair Gezag en ook vanwege de doorgaans korte tijdspanne, waarin men minister was. De mindere politieke plichtplegingen die eraan vooraf gingen, deden afbreuk aan de glans van het ministerschap. Dat geldt ook altijd voor parlementariërs die gekozen moesten worden maar in militaire perioden worden benoemd. Algemeen is bekend dat het parlement op gegeven moment in Suriname buiten werking werd gesteld. Nu komen de leden van een voormalige ‘Constitutionele Assemblee’ in het geweer tegen een mindere behandeling, die men in vergelijking met ministers uit die periode krijgt. Er is een verzoek aan minister Moestadja ingediend waarin gevraagd wordt dat er erkenning komt voor hun inzet. De groep vindt dat ze op grond van het gelijkheidsbeginsel gelijksoortige voorzieningen moet krijgen als de ministers tijdens het militaire bewind. De Constitutionele Assemblee werd niet gekozen, doch benoemd door het militair gezag en dat is een groot verschil met de huidige DNA. Deze benoemde assemblee heeft vanaf 15 januari 1985 tot en met 13 december 1987 gefungeerd. In ‘het proces naar democratische structuren van duurzame aard’ besloten de militaire machthebbers – al in 1984 – ‘een overgangsfase’ in te voeren. Voor deze overgangsfase werd een ‘vertegenwoordigend lichaam voor het Surinaamse volk’ in het leven geroepen, genaamd De Nationale Assemblee (DNA) middels het Algemeen Decreet A-17 (Decreet Instelling De Nationale Assemblee). Deze Nationale Assemblee was bedoeld om ‘het hele volk van Suriname’ te vertegenwoordigen. Die DNA bestond uit 31 leden, waarvan 14 voorgedragen door het Militair Gezag, 11 door de vakbeweging en 6 door het bedrijfsleven. Deze leden werden benoemd en ontslagen door de president die bij gratie van de militaire machthebbers aanzat. Dat gold ook voor de voorzitter en ondervoorzitter, maar dan na voordracht van de assemblee zelf. De eed of belofte werd ook afgelegd in handen van de president. De vergaderingen van deze assemblee waren in beginsel openbaar, maar de vergadering of de voorzitter kon ook besluiten om de deuren te sluiten. In 1984 werd beslist dat de zittingsduur 2 jaar en 3 maanden zou zijn. Opmerkelijk is dat gesteld werd dat de wetgevende macht gezamenlijk uitgeoefend werd door de DNA en de regering; beiden konden wetsvoorstellen doen. De DNA had het recht om wijzigingen in wetsvoorstellen van de regering aan te brengen. De leden konden door hun voordragende organisatie worden teruggeroepen. Het voorstel tot instelling van een assemblee in 1984 kwam van de Denkgroep die per Algemeen Decreet A-16 werd ingesteld begin in dat jaar.
De voormalige leden die nu in het geweer zijn gekomen, zeggen dat dit instituut de basis heeft gelegd voor de grondwet van en andere wetsproducten voor terugkeer naar de democratie. Een lid zegt dat de leden toentertijd hebben aangegeven niet in een militaire dictatuur te willen leven. Daaruit blijkt dus dat het moet gaan om leden buiten de 14 van het Militair Gezag. Het lid zegt dat men een risico nam toen om in het orgaan te zitten. Volgens het lid zou de rol van deze assemblee fundamenteel zijn geweest. Feit blijft dat deze leden niet gekozen waren door het volk. Ze werden benoemd door de militair aangewezen president en dat gebeurt alleen in machtsstaten. De eis is dat men dezelfde behandeling krijgt als de voormalige ministers. Opmerkelijk is dat ze met terugwerkende kracht betaling willen. Dat zal alles bij elkaar genomen een aardig bedrag worden. Waarom deze voormalige benoemde DNA-leden nu pas hun punt maken en niet eerder is opmerkelijk. Naast betalingen zal ingaan op de eis ook neerkomen op toekenning van eerste klas ziektekosten. Deze zaak moet goed doorgesproken worden in DNA. Voordat de regering tot besluiten komt, al dan niet via wetgeving, moet in een openbare vergadering partijen de kans krijgen om zich uit te spreken.