De conceptwet “Minimumloon” is gisteren behandeld en goedgekeurd in de vergadering van de Raad van Ministers (R.v.M.). Hiermee is dit ontwerp een stap dichterbij om behandeld te worden door de Nationale Assemblee. De ontwerpwet moet nu nog de zegen krijgen van de staatsraad, alvorens het aangeboden kan worden aan De Nationale Assemblee. De verwachting is dat nog in deze regeerperiode DNA dit ontwerp zal behandelen. Sinds mei van het vorig jaar heeft minister Michael Miskin van ATM het concept ter goedkeuring aangeboden aan de Raad van Ministers. Het minimumloon moet gezien worden tegen de achtergrond van het sociaal zekerheidstelsel waarvoor de regering zich beijvert om het van de grond te krijgen. Vooral de nationale basiszorg verzekering, algemene pensioenregeling en het minimumloon genieten prioriteit in dit verband. Het sociaal zekerheidstelsel is een geheel van sociale zekerheden voor de werkende klasse.
Het invoeren van een minimumloonstelsel is al enkele jaren punt van discussie tussen de overheid, bedrijfsleven en vakbeweging. Het bedrijfsleven en vakbeweging hebben vaker met gewezen ministers van ATM, hierover tevergeefs van gedachten gewisseld. Verschillende voorstellen hieromtrent zijn in de afgelopen jaren gepresenteerd waarbij partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Zo kunnen genoemd worden: een minimumloonstelsel per sector of bedrijfstak en de koppeling tussen het invoeren van een minimumloonstelsel en aanpassing van de Ontslagwet. Begin vorig jaar is het ontwerp breedvoerig besproken binnen het Arbeids Advies College en het Tripartiet Overleg, waarna de minister het aanbood aan de RvM. Het ontwerp is gewijzigd door de raad. Zo zal deze wet de mogelijkheid bieden om zowel een algemeen- als een sectoraal minimumuurloon vast te stellen. De hoogte van het minimumuurloon zal bij staatsbesluit worden vastgesteld. De wet zal heten “Minimumuurloon” , omdat deze wet gebaseerd zal zijn op het vaststellen van het minimale uurloon.
Het instellen van een minimumloon in ons land dateert vanaf begin jaren zeventig. Uit de annalen van het ministerie blijkt dat Jules Sedney in 1971 als premier, pleitte voor een minimumloon op wettelijke basis t.b.v. vrouwelijke huishoudelijk personeel en winkelpersoneel. Sindsdien is het instellen van een minimumloon in ons land een punt van bespreking geweest zonder dat er overeenstemming hierover is bereikt. Alle gewezen ministers van Arbeid hebben tevergeefs geprobeerd hiervoor draagvlak te vinden. Vaststelling van het minimumloon voor landen vloeit voort uit een conventie in 1970 van de internationale Arbeidsorganisatie (ILO) (Conventie no.131 inzake vaststelling van minimumloon) en de ILO -aanbeveling No. 135 (Aanbeveling betreffende vaststelling van minimumloon). Een zeer essentieel element in de Conventie No. 131 is het bewerkstelligen van een minimumloonstelsel, waarmee voorkomen wordt dat het minimumloon een ad hoc maatregel is en los staat van economische parameters en gegevens zoals de prijsontwikkelingen en productiviteitsniveaus. Centraal is daarin een lichaam – zoals een raad voor minimumloon – dat zich regulier buigt over het behoud en gewicht van het minimumloon. Een statisch minimumloon dat niet onderworpen is aan evaluaties voor eventuele bijstelling is strijdig met het systeem zoals gepropageerd door de ILO. Volgens het Surinaams ontwerp zal een loonraad ingesteld worden die op gezette tijden het minimumloon zal vaststellen.