Er is ten minste 1 opiniemaker die regelmatig over groepsverhoudingen in Suriname schrijft en daarbij herhaaldelijk heeft aangegeven dat wanneer in het land ‘broko bana’ zal worden gespeeld, degenen die het meeste bezitten, ook het meeste te verliezen zullen hebben. Hij waarschuwt en bedreigt soms zelfs subtiel, dat wij geen geesten moeten oproepen die wij niet kunnen bezweren. Op zich is deze bewering van de opiniemaker niet onbekend of nieuw, alleen het komt toch anders over wanneer het gedrukt staat. Nu wordt beweerd dat de Juspol-minister bij het hanteren van zijn nieuwe interpretatie ter zake de voorwaardelijke invrijheidsstelling (vi) vanuit deze wetenschap handelt. De verliezers zullen naar wordt beweerd in een ander kamp zitten. De handeling van de minister zou naar verluidt te maken hebben met de naderende verkiezingen. De mens door gierigheid gedreven laat zich door weinig schrikken in de politiek. Als men in bepaalde landen zelfs de doodstraf (het opschroeven daarvan) kan gebruiken om de kiezer te bekoren, wat is dan een vi? We zeggen dat de nieuwe interpretatie van het vi-beleid, waarbij de minister zijn verantwoordelijkheden op adviserende instituten afschuift en een bepaalde gevoelige snaar bespeelt, veel weg heeft van een verkiezingsstunt. Onderzoek is niet gepubliceerd en uit vrees voor beschuldigingen voor stigmatisatie zijn onderzoekers niet happig om gevangenisstatistieken in het openbaar te bespreken. Het heeft te maken met wat de groep zelf accepteert en in welke mate de groep eigen problemen onder ogen wil zien. Niet alle groepen in het land zijn even ver. Over suïcide bijvoorbeeld is men veel duidelijker en de groep die het meest daarmee te maken heeft, wringt zich niet in bochten om het probleem te maken tot een algemene. De cijfers liggen immers daar. Daders van gewelddadige roven komen voornamelijk uit bepaalde buurten en uit bepaalde groepen. Die groepen zijn ontvankelijk en kwetsbaar voor betrokkenheid in gewelddadige roven en hanteren van vuurwapens door een bepaalde economische malaise waaraan de politieke partijen, ook die waartoe de Juspol-minister behoort, niets doen. Men pakt de grondoorzaken van drop-outs, ondervoeding, kindermisbruik en –mishandeling, tienerzwangerschappen, eenoudergezinnen, drugsmisbruik, gewelddadige conflictoplossingspatronen in gezinnen, verwaarlozing van kinderen, disproportionele groei van gezinnen in relatie tot beschikbare middelen, overmatige urbanisatie en gebrekkige huisvesting niet aan. Wat men wel doet, is wijzen naar een voormalige Juspol-minister die vanwege zijn bewezen deskundigheid en de tijd waarin wij leven altijd heel correct zijn op- en aanmerkingen maakt over een nieuwe interpretatie van de vi-mogelijkheden. De grofheid waarmee de huidige minister zijn voorganger, die zelfs een hoge internationale justitiegerelateerde post bekleedt, bejegent en daarbij bepaalde sentimenten bespeelt, versterken alleen maar de overtuiging dat de bewindsman met zijn nieuwe soepelheid handelt in de geest van de komende verkiezingen. Wetartikelen worden onvolledig behandeld en voorgelezen, er worden verkeerde nadrukken gelegd. Men vermijdt daarbij niet om ‘kan’ en ‘mag’ te vervangen met ‘moet’. De bewindsman is niet verplicht vi te verlenen. Er is slechts sprake van een recht om te vragen en een bevoegdheid om toe of af te wijzen. De minister spreekt de taal die men graag wil horen in bepaalde kringen. Die taal komt erop neer dat het niet de schuld is van de daders dat ze opgesloten zitten, maar van de mannen die hen willen opsluiten en hen niet willen vrijlaten. En één van die mannen is de zich nu nationaal profilerende voorzitter van een bepaalde partij. De opmerkingen van de politici uit bepaalde kringen zoals de Juspol-minister zijn heel subtiel. Voor de verkiezingen van 2010 hebben bepaalde kiezers zich uitdrukkelijk op tv uitgesproken tegen het presidentschap van de ex-Juspol-minister. Tekenend was het geweeklaag van een vrouw die zei dat ze met veel moeite grote gezonde mannen opbrengen en dat wanneer deze jonge mannen volwassenen zijn en als steun kunnen dienen op de oude dag, de toenmalige Juspol-minister en troonpretendent ze liet neerschieten. Er wordt dus niet gekeken wat bepaalde mannen in de maatschappij aanrichten, maar alleen naar de consequenties daarvan aan één kant.
Wat de huidige Juspol-minister laat zien, is tegen de achtergrond van de verkiezingen duidelijk laten merken aan welke kant hij staat, dat hij anders is dan de andere minister die uit een ander kamp kwam. Uit een bericht van ander medium blijkt dat 90% van de 105 veroordeelden aan wie recent vi is verleend recidivisten zijn, dus mensen die al eerder waren veroordeeld. Daaruit is een grote groep zelfs 3 tot 5 keren veroordeeld. Komt nog bij kijken dat deze groep zonder resocialisatie in de samenleving wordt losgelaten. Bericht wordt dat enkelen zelfs 10 keer recidivist zijn geweest. Van de 105 vi-personen heeft 40% (ca 42) ernstige berovingen gepleegd. Circa 21 (20%) was voor moord en doodslag opgesloten. Ook pedofielen die minderjarige meisjes hebben verkracht, zijn vroeg vrijgelaten. Opmerkelijk is de wijze waarop de minister zijn beslissing om een aantal veroordeelden los te laten, heeft doorgedrukt. Hij heeft het gezien als een power play met de voormalige minister, een prestigestrijd. Hij heeft gewonnen en bewezen dus dat hij de baas is. De vi-veroordeelden moeten nu in de samenleving in de gaten worden gehouden door de minister, omdat zo het vi-systeem in elkaar zit. Er is een rapportage- en meldingsplicht bij de dc. Deze personen moeten niet gaan hangen, luieren en lanterfanten op straffe van wederopsluiting. Dat is een voorwaarde en de minister behoort dat te contoleren. Dat is geen vrijblijvendheid. De gemeenschap zal in de nabije toekomst de vruchten – zoet of wrang – proeven van deze vi. Een ding moet wel duidelijk zijn, het zaad is in handen gelegd door de wet maar gezaaid door de minister zelf.