Een hele golf van echte burgerrevoluties is gaande in de wereld, met name in de landen waar nog autoritaire regimes aan de macht zijn. Het hoge en surrealistische niveau van de zich in hoog tempo voortschrijdende ICT, die in handen is van de moderne jeugd, staat in schril contrast met de absolute regimes waar een druk wordt gehandhaafd op vrijheid en vrije expressie. De Arabische lente had daarmee te maken met als decor jeugdwerkloosheid. Hetzelfde is min of meer het geval in ons buurland Venezuela. Men moet oppassen voor een spillover naar andere autoritaire regimes, die enige tijd terug in zwang waren en via het democratisch proces, bepaalde presidenten aan de macht zetten. We zien een neiging bij de Latijns-Amerikaanse leiders om de USA ver te houden van bemoeienis in hetgeen nu gaande is in Venezuela. Deze uitsluiting blijkt uit het feit dat de staatshoofden niet de OAS willen addieren voor eventuele interventies of politieke afstemming, maar de nog vrij groene Unasur. Dit kan vertaald worden als de poging van een aantal linkse staatshoofden om de politieke lijn voort te zetten, een lijn die beïnvloed is en lijkt op die van Venezuela en bekritiseerd is door de USA en ook internationale mensenrechten ngo’s. Maar de uitsluiting van de USA kan ook gezien worden als een moment waar de Zuid-Amerikaanse grootmacht Brazilië de ruimte krijgt om zich politiek te profileren. De Surinaamse regering heeft zich heel neutraal en diplomatisch opgesteld tegenover de verwikkelingen gaande in Venezuela, waar wij al decennialang diplomatieke banden mee hebben. In principe neigt de reactie van Buza-Paramaribo naar een vooralsnog ondersteunende houding naar de zittende Venezolaanse regering toe. Dat laatste blijkt vooral uit het weglaten van de vanwege de internationale en regionale ingegeven rechten en normen en waarden zoals vreedzame oplossingen, dialoog, erkenning van democratische instituten en het blijven garanderen van de burgerrechten. Vooral op dat laatste stuk wilde onze Buza geen risico nemen, kennelijk vanwege de iets hechtere relatie die wij hebben met Venezuela dan met buurland Brazilië bijvoorbeeld. Wat is het geval in Venezuela? Venezolanen zijn de laatste dagen aan het demonstreren geslagen en het gevolg is dat er schermutselingen plaatsvinden tussen de burgers in protest en de politie. De eisen van de burgers variëren van economische tot sociale. De protesten vingen aan landelijk al in februari. Op 12 februari was er internationale media-aandacht toen 3 demonstranten het leven lieten. De demonstranten willen een veiliger en meer leefbaar land, een einde aan de voedseltekorten en waarborging van het recht op vrije meningsuiting. Terwijl demonstranten intern wijzen naar de sociale en economische toestanden, wijzen de Venezolaanse regeerder naar verluidt de vinger naar buiten en wel richting de USA. Van dit laatste land is bekend dat het een lange traditie heeft om partij te kiezen in onenigheid in veel landen, soms aan de zijde van de regering, soms aan de zijde van rebellen. De USA wordt ervan beschuldigd de protesten te hebben geïnitieerd om de Venezolaanse regering te destabiliseren. Was de uithaal van onze president op 24/25 februari van dit jaar mede in dit kader? Niet alleen de USA krijgt de schuld van de regering onder president Nicolas Maduro, ook de oppositie wordt verweten van het hebben van een aandeel in de veiligheids- en economische problemen. Maduro ging zo ver om de oppositie te betichten van fascisme en haar te vergelijken met een ‘infectie’ die genezen moet worden. Wat er moet gebeuren, is dat onze regering en onze president deze stijl niet overneemt. Volgens CNN zijn de meeste demonstranten studenten, maar prominente oppositieleden hebben zich bij de protesten aangesloten. Op internet zijn veel beelden van gewelddadige clashes tussen demonstranten en de politie in roulatie. Prominent in de protesten is van de oppositie Leopoldo Lopez. Deze politicus werd deze week gearresteerd op verdenking van moord en terrorisme. Naderhand werd de tenlastelegging naar beneden bijgesteld naar brandstichting en samenzwering tegen de regering. Lopez werd concreet gearresteerd in verband met de dood van 4 anti- en een pro-regeringsdemonstranten. Amnesty International typeert de arrestatie van Lopez als een intimatiemiddel om de protesten de mond te snoeren. De organisatie heeft de regering opgeroepen om te stoppen om de oppositie de schuld te geven van alles. Dit vingerwijzen naar de oppositie, bijna ook voor het slechte weer, is er ook in toenemende mate in Suriname op weg naar de verkiezingen. Top Venezolaanse functionarissen hebben de USA beschuldigd van het willen destabiliseren van de regering. Drie USA-diplomaten kregen daags terug 48 uren de tijd ‘to pack up their bundle and go home’. Ze zouden conspireren om een einde te brengen aan de regering van Maduro. Een soortgelijke ontwikkeling leek ook in Suriname gaande te zijn, toen de Buza-minister de zaak weer in ‘rustig vaarwater’ bracht. Maar wat gezegd is, is gezegd en waarschijnlijk niet vergeten. ‘Yankee, go home’, zou Maduro hebben gezegd op een politiek podium voor aanhangers, waarop enthousiast werd gereageerd. Obama reageerde door te stellen dat Maduro in plaats van afleidingsmanoeuvres te maken met de USA als inzet, het best kan werken aan de grieven van de burgers. In het afgelopen decennium, ook tijdens het regime van de populaire Hugo Chavez, zijn er vaker pro- en anti-regeringsdemonstraties gehouden in Venezuela. Onder Chavez werd de olie strategisch ingezet om via de regionale politiek een tegenhanger te vormen voor de USA. De Unasur, de Alba en Petrocaribe moeten minimaal voor een deel in dit licht worden bezien. Venezuela, met een bevolking van 30 miljoen, grenst aan Colombia, Brazilië en Guyana en behoort tot de top 10 olie-exporterende landen van de wereld. Het rapport ‘2011 Social Panorama of Latin America’ geeft aan dat in 2010 het aantal Venezolanen in armoedesituaties 27.8 % van de bevolking bedroeg. In Latijns Amerika doen alleen Argentinië en Uruguay (8.6 %) en Panama (25.8 %) het beter. In 10 jaar (1999 – 2010) heeft Venezuela een armoedereductie van 21.6 gekend: van 49.4 % naar 27.8%. Alleen Ecuador was in deze periode succesvoller met een armoedereductie van 26.4%: van 63.5% naar 37.1%.