Op 13 april 2012 deelde de Inter-Amerikaanse Commissie Mensenrechten (IACMR) in een press release mee dat een voorbeeld van ‘grave human rights violations, including various massacres’ (ernstige mensenrechtenschending, met in begrip van verschillende bloedbaden) vormt 8 december 1982. Deze commissie en het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens (IAHRM) gaan ervan uit dat bij ernstige schendingen van mensenrechten, amnestiewetten ongepast zijn. De bloedbaden in het binnenland werden ook als voorbeelden genoemd. De commissie zei toen dat in deze gevallen ‘clarification, prosecution and reparation’ (duidelijkheid, vervolging en compensatie) vereist zijn. Er is op 5 en 6 maart in Suriname een conferentie gaande die voorstanders heeft binnen de regering, maar ook belangrijke spelers die de zaak boycotten. Tot de primaire tegenstanders behoren de politieke partijen van de oppositie, de partij DOE, de coalitiepartij PL, de politieke partij BEP, de vakcentrale C-47, de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede en de Stichting 8 December. Of de nabestaanden van de slachtoffers van de 8 Decembermoorden als zodanig als groep of als individu zijn uitgenodigd, is niet geheel duidelijk, omdat in de overheidsinformatie gesproken wordt over nabestaanden van slachtoffers van conflicten tussen 1980 en 1992. Er zijn mensen die menen dat juist de militairen slachtoffers waren, het hangt ervan af van welke bril de zaak wordt bekeken. De kijk op 8 december 1982 verschilt. Er zijn groepen in de samenleving die de 8 Decembermoorden onverbiddelijk afwijzen, en dan denken we aan bijvoorbeeld de politieke partijen in NF-verband. Er zijn echter ook groepen in de samenleving die vooral rond de viering van 25 februari nu op de staatstelevisie met nostalgie komen beweren en de indruk wekken dat het elimineren van een aantal Surinamers in Suriname noodzakelijk was, mede omdat het een daad was van zelfbehoud in de trant van ‘of zij of wij’. De term contrarevolutionairen was in zwang en wijselijk beheersen enkelen zich nu na goed te zijn geïnformeerd. Wat we nu hebben, is een andere kijk bij de uitvoering naar 8 december 1982. Dat kan maken dat ook bij het vaststellen van de slachtoffers ‘omissies’ worden begaan. Waarom organisaties nu afstand nemen van een conferentie die door de OAS wordt ondersteund en misschien zelfs georganiseerd, doet vreemd aan. De OAS grapt niet met de democratie en mensenrechtenissues en er is zelfs een commissie (IACRM) en een gerechtshof (IAHRM), dat de Staat Suriname ook eens heeft gevonnist. Waarom kunnen politieke partijen die zeggen democratisch te zijn en mensenrechten hoog in het vaandel dragen, niet meedoen van een activiteit van/onder de OAS die aangemerkt kan worden als de grootste regionale democratie- en mensenrechtenpromotor? Is de OAS bezig met een activiteit, terwijl grote partijen deze boycotten? In welke mate en in welke rol is de OAS in de conferentie betrokken? Is de OAS zich doordrongen van de link die er duidelijk is met de Amnestiewet en de uitvoering daarvan zijnde de invoering van een waarheidscommissie/verzoeningscommissie in de plaats van een berechting, dus terwijl een rechtszaak gaande is? Wat is het standpunt van de OAS en in de IAHRM-jurisprudentie als het gaat om amnestie en verzoeningscommissies? Hoe heeft de OAS zich uitgelaten toen de Amnestiewet in 2012 werd aangenomen?
Daags terug heeft Buza de conferentie ‘Internationale Ervaringen met betrekking tot Nationale Dialoog’ weer aangekondigd op zijn website. Deze conferentie heeft tot doel om informatie te verschaffen over nationale processen van verzoening, staat er. Dit in het kader van de aanname van de wijziging van de Amnestiewet 1989 op 5 april 2012 door De Nationale Assemblee, welke o.a. het instellen van een waarheids- en verzoeningscommissie vaststelt. Buza stelt dat ‘op weg naar de totstandkoming van zo een waarheids- en verzoeningscommissie’ het juist is bevonden om te starten met het verkrijgen van begrip over wat een dergelijk traject zou kunnen inhouden. Om ‘de natie te ondersteunen’ in dit proces is besloten de ervaringen van andere volkeren in beschouwing te nemen en internationale experts ter zake te consulteren. De vraag rijst of ‘de natie’ hiernaar vraagt en wat/wie de natie is. Enkele nationale dialogen in de Amerika’s en Afrika (o.a. Bolivia, Guatemala, Zuid-Afrika en Oeganda) zullen bekeken worden. De OAS en de Verenigde Naties (UNDP) zullen hun deskundigheid op dit gebied delen. De regering en DNA willen een eigen Surinaams verzoeningsmodel. Met een brede participatie aan deze eerste conferentie zal het mogelijk zijn om alle gezichtspunten mee te kunnen nemen, hoopt Buza. Dit laatste zal niet het geval zijn als we kijken naar de boycot van de voorstanders van voortzetting van het rechtsproces. Buza vermeldt dat vertegenwoordigers van de regering en overheid, DNA, de rechterlijke macht, private sector, vakbeweging, nabestaanden van slachtoffers van conflicten tussen 1980 – 1992, relevante NGO’s, traditionele gezagsdragers, religieuze groepen, wetenschappelijke instituten, politieke partijen, jeugdinstituten, media, gevestigde internationale organisaties in Suriname en vertegenwoordigers van het corps diplomatique zijn uitgenodigd.
In 13 april 2012 maakte de IACRM bekend diep bezorgd te zijn over de aanname van de Amnestiewet op 5 april 2012. Daarbij werd geen uitzondering gemaakt voor het deel dat als compensatie van het compliceren van de rechtszaak is opgenomen, namelijk de waarheidscommissie. De IACRM benadrukte daarbij dat in haar meest recente sessies zij had vastgesteld dat soortgelijke amnestie-initiatieven uitvoering van vonnissen zoals dat van de Moiwana-case kunnen verhinderen. De commissie benadrukte dat amnestiewetten gerelateerd aan ernstige mensenrechtenschendingen niet in lijn zijn met internationale mensenrechtenverplichtingen, omdat ze Staten weerhouden om overtreders te berechten. Ook het IAHRM heeft herhaaldelijk vastgesteld dat amnestiewetten niet moeten dienen als een rechtvaardiging om geen gerechtelijk onderzoek te doen. Wetten die de bedoeling hebben ernstige mensenrechtenschendingen ongestraft te laten, zijn verenigbaar met Inter-Amerikaanse mensenrechtenverplichtingen, werd toen gezegd. De IACRM zegt veel cases van amnestie in de regio te hebben gezien en waar de wetten moesten worden gewijzigd om ze in lijn te brengen met het Inter-Amerikaans systeem. Hoe het allemaal met waarheidscommissies wel of niet goed ging, laten we voor een andere dag. We zijn benieuwd in welke mate de standpunten van de OAS omtrent amnestie zijn gewijzigd.