Het gonsde reeds enige weken rond de bemoeienissen van de Amerikaanse Ambassadeur Anania met de aanstaande parlementsverkiezingen van 25 mei 2015.
Geheel buiten zijn bevoegdheden als diplomaat die gebonden is aan diverse internationale Verdragen en Protocollen, begaf deze diplomaat zich naar de centrales die zich met de voorbereidingen van de a.s. verkiezingen bezighouden. In deze het ministerie van Binnenlandse Zaken en het Onafhankelijk Kiesbureau. Mijnheer Anania wenste geïnformeerd te worden over de voortgang van de voorbereidingen van de komende volksraadpleging. Het is natuurlijk absoluut onbegrijpelijk dat de minister van Binnenlandse Zaken zich gedwee opstelde en de man van alle informatie voorzag waar die om vroeg. Anania kreeg zelfs de toezegging dat hij wanneer dan ook, op verzoek zal worden voorzien van alle gewenste informatie.
Ook het OKB in de persoon van mevrouw Jennifer van Dijk-Silos werd op dit dubieus bezoek getrakteerd. In tegenstelling tot minister Moestadja sloeg de voorzitter van het OKB alarm. Dit alarm sloot naadloos aan bij de bedenkingen die ook ik reeds via de sociale media naar buiten bracht.
Jay Anania flikte het reeds eerder om op hoge poten te bellen naar de redactie van de STVS toen er iets misging met een item dat via het Jeugdjournaal werd uitgezonden. En ook dit is een ongewenste inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een soevereine Staat!
Het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van de Verenigde Naties van 23 mei 1969 dat op 1 oktober 1992 in werking trad zegt onder andere expliciet dat:
“Indachtig de beginselen van het volkenrecht, neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties, als daar zijn de beginselen van de gelijkgerechtigdheid der volken en hun recht op zelfbeschikking, de soevereine gelijkheid en de onafhankelijkheid van alle Staten, het zich niet mengen in binnenlandse aangelegenheden van Staten, het verbod van het dreigen met of het gebruikmaken van geweld en de universele en daadwerkelijke eerbied voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden voor allen; Herinnerend aan de vastbeslotenheid van de volken van de Verenigde Naties tot het scheppen van de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het handhaven van de gerechtigheid en de eerbiediging van de uit verdragen voortvloeiende verplichtingen.”
Deze bepalingen laten aan duidelijkheid niets te wensen over en impliceren daarom dan ook dat onder andere dat ambassadepersoneel en zeker de Ambassadeur van een land in het gastland, zich slechts dient bezig te houden met het onderhouden van de “vriendschapsbanden” met het gastland, het zakelijk verkeer daartussen, de belangen van de eigen onderdanen in het gastland, het verlenen van consulaire diensten aan die onderdanen en meer is er echt niet bij. Wat wij in Suriname echter zien gebeuren, is met name door de Amerikaanse en Nederlandse Vertegenwoordigingen, verregaande bevoogdende bemoeienissen met zaken die in het geheel niet binnen hun bij Verdragen geregelde en beperkte bevoegdheden behoren.
Dat dit nationaal ingestelde Surinamers en met name deze regering in het verkeerde keelgat schiet, mag niet verwonderen. Reeds in 2003 heeft de toenmalige Amerikaanse Ambassadrice, mevrouw Marsha Barnes nota bene via de Staatstelevisie blijk gegeven, alle conventies zoals hierboven genoemd aan haar laars te lappen en zich in strijd met diplomatieke normen te mengen in interne politieke zaken van Suriname. Zo ook in maart 2005 toen diezelfde Ambassadrice zich publiekelijk mengde in de politieke discussie die betrekking had op de verkiezingen van 25 mei van dat jaar en met name tegen de kandidatuur van de huidige president. Het electoraat kreeg via de Televisie te horen dat indien de heer Bouterse of de NDP na de verkiezingen in het Machtscentrum terecht zouden komen, zulks negatieve gevolgen voor Suriname zou hebben. Deze stemmingmakerij was een regelrechte flagrante schending van internationale Verdragen en Protocollen waaraan de beschaafde wereld zich heeft gecommitteerd.
Deze verkapte bedreigingen misten hun effect niet, de grootste partij van Suriname, de NDP behaalde tegen alle verwachtingen in, niet dat aantal stemmen waardoor de regeermacht kon worden verworven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de effecten van de schendingen van het zelfbeschikkingsrecht van de Republiek Suriname evident waren. Maar in plaats van tegen deze brutale inmenging in de binnenlandse aangelegenheden te protesteren, reageerde de toenmalige President van Suriname, drs. Runaldo Ronald Venetiaan op vragen van het journaille laconiek, a-nationaal, politiek opportunistisch en land-verraderlijk op: “dit is geen zaak waarop de Surinaamse Regering dient te reageren, het is meer een zaak tussen de heer Bouterse en zijn NDP aan de ene kant en de vreemde mogendheden aan de andere kant en indien er gereageerd zou moeten worden, dan is dat een zaak van de Nationale Democratische Partij”.
In het heden, waarbij er een herhaling van zetten wordt gepleegd door de Verenigde Staten van Amerika, krijgt Suriname wederom met volksvijanden te maken die zich verenigd weten in de Oppositie en de daaraan ondersteunende buitenlander. Het “redi musu” gehalte is ook in deze evident. Waartoe de honger naar politieke macht niet leiden kan!
Nu President Bouterse openlijk gewag maakt van de onwenselijkheid van de schending van Suriname´s soevereiniteit is leiden in last. Anders was het toen president Venetiaan enige jaren geleden geheel buiten zijn minister van buitenlandse zaken om, de toenmalige Ambassadeur van Venezuela, de heer Simancas ten overstaan van wijlen President Hugo Chavèz op Trinidad &Tobago, feitelijk tot persona non grata verklaarde en die Ambassadeur binnen de kortste keren daarna Suriname gedwongen moest verlaten. De reden waarom Simancas moest vertrekken was volgens Venetiaan, de ongewenste relaties die hij met leden van de NDP onderhield. Geen enkele politicus, noch ander instituut of instelling dan ook, uitten enige vorm van kritiek op die onterechte handeling van de toenmalige president.
Thans zijn het de Ambassadeurs van de Verenigde Staten van Amerika en die van Nederland die verregaande relaties onderhouden met zeker één politieke partij behorend tot de huidige oppositie. Dat er binnen dit soort contacten regelmatig sprake is van fundamentele minachting voor Suriname en Surinamers is een bekend gegeven.
De reeds eeuwenlang geëtaleerde onderdanigheid van met name de oppositionele politici in Suriname jegens de witte mens, staat hier borg voor. Hypocriet als maar wezen kan, vinden de eertijdse tegenstanders van Simancas dit gewoon kunnen, een constatering die bovendien ook nog legitiem is. De reden ook waarom de huidige regering zich niet actief bemoeit met die relaties, maar intussen de vinger wel aan de pols blijft houden.
Met deze bevoogdende en pure inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de soevereine Republiek Suriname, zijn zeker de volgende Verdragen en Protocollen in het geding:
1. Het Protocol van Washington van 14 december 1992 dat ondertekent is door de Verenigde Staten van Amerika en nagenoeg alle landen in Zuid Amerika en het Caraïbisch Gebied, dat handelt over de niet inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van soevereine Staten en expliciet als het betreft vrije, geheime en algemene verkiezingen;
2. De VN Resolutie A/RES/50/172 99th plenary meeting 22 December 1995 50/172. Respect for the principles of national sovereignty and non- interference in the internal affairs of States in their electoral processes;
3. Het HANDVEST VAN DE VERENIGDE NATIES Hoofdstuk I, ex artikel 1 lid 2, dat zegt: “Tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken, en andere passende maatregelen te nemen ter versterking van de vrede overal ter wereld;”
4. VN Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
Bekrachtiging en ondertekening gedaan te San Francisco, de 26ste juni 1945.
Artikel 25: Elke burger heeft het recht en dient in de gelegenheid te worden gesteld, zonder dat het onderscheid bedoeld in artikel 2 wordt gemaakt en zonder onredelijke beperkingen:
(a) deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, hetzij rechtstreeks of door middel van vrijelijk gekozen vertegenwoordigers;
(b) te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd;
(c) op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.
5. VN Handvest ex artikel 2 lid 4, dat zegt: “ In hun internationale betrekkingen onthouden alle Leden zich van bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van een staat, en van elke andere handelwijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties.”
6. Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten van de Verenigde Naties Deel I.
Artikel , Lid 1. Alle volken bezitten zelfbeschikkingsrecht. Uit hoofde van dit recht bepalen zij in alle vrijheid hun politieke status en streven zij vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na.
UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS die onder Artikel 21 lid 1 en 2 klare taal spreekt:
Lid 1. Een ieder heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.
Lid 2. De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een
procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.
Het komt mij, verwijzend naar de hoeveelheid aangedragen bewijzen zo voor, dat zowel Nederland als de Verenigde Staten van Amerika zich o.a. in Suriname, maar ook elders in de wereld, stelselmatig schuldig maken aan ernstige schendingen van mensen- en burgerrechten.
Roy Raymond de Miranda