De melkveehouderij blijkt tot nog toe feitelijk niet in staat te zijn om te kunnen voldoen aan de werkelijke vraag naar de hoeveelheid rauwe melk door de Melkcentrale. Er wordt dagelijks nog steeds gebruik gemaakt van geïmporteerde melkpoeder. En dit proces is nu al vele jaren aan de gang. De melkboeren zijn klaarblijkelijk blijven steken op een tot nog toe lage productie van rauwe melk. In elk geval is vanuit de Melkcentrale zelf het signaal gegeven dat er soms te vaak wat hapert aan de kwaliteit van de door de melkveehouders geleverde melk. Bovendien is ook nog gesteld dat het gebruik van de geïmporteerde melkpoeder dit productiebedrijf goedkoper uitkomt. De veehouders moeten er dus wat aan gaan doen. Klagen alleen maar helpt niet omdat sommigen toch wel over grote lappen grond beschikken om dit beroep op een adequate wijze te kunnen uitoefenen. In elk geval hebben velen zich door hard te werken staande kunnen houden in deze toch wel arbeidsintensieve branche. Toch mag gesteld worden dat ondersteuning vanuit de overheid, met name het ministerie van LVV, te allen tijde welkom is. Elke melkveehouder wil werken aan uitbreiding om zijn productie te vergroten en daarvoor is zeer zeker de ondersteuning van de overheid een vereiste. Veehouderij moet worden beschouwd als een bijzondere vorm van ondernemerschap waarvoor er gedegen kennis en ervaring nodig is om het op economisch winstgevende basis te kunnen exploiteren. Er moet duidelijk meer aandacht besteed worden aan deze sector. Dat de melkveestapel niet vlot wordt uitgebreid kan waarschijnlijk te wijten zijn aan onvoldoende bekwaamheid van sommige personen binnen deze branche. Maar ook ontevredenheid binnen het totale gebeuren kan hieraan ten grondslag liggen. Met het houden van slechts enkele melkkoeien en daarnaast elders in dienst zijn van derden kom je er niet. Dat gaat de zaak niet vooruit brengen. De melkveehouderij moet je hoofdmiddel van bestaan zijn. Het is een vorm van ondernemerschap welke eigenlijk met een volle dagtaak gemoeid gaat en daarnaast moet je beschikken over hulpmiddelen en een bepaalde logistiek. Het is dan ook noodzakelijk dat het ministerie van LVV en met name de afdeling Veeteelt op een gepaste wijze inspeelt op de behoeften die er binnen deze sector zijn. Informatie en opleiding zijn slechts enkele van deze behoeften. De genoten opleiding zal ongetwijfeld leiden naar opvoering van rauwe melkproductie. Het is echter jammer dat Suriname over zoveel vruchtbare bodem beschikt maar dat niet optimaal gebruik van wordt gemaakt door de gemeenschap. Het is wel bekend bij de gemeenschap dat de melkveeboeren vaker bij de overheid hierover hun beklag hebben gedaan, echter hebben zij geen luisterend oor gehad.
Het is aan te raden dat de teelt van fruit en groenten wordt geordend zoals dat wordt gedaan in andere landen. Wij zouden ook in ons land ordening moeten brengen, een vorm van specialisatie scheppen van gebieden met bepaalde soort van agrarische activiteiten. Doordat Suriname dun is bevolkt zijn de perspectieven voor ondernemerschap niet zo ruim in het land te noemen. Om de vaste kosten van een bedrijf te kunnen dekken, moet er een minimale productiecapaciteit zijn en daaruit voortvloeiend ook een minimale omzet, zodat de kosten gedekt kunnen worden en men ook een stukje bestaanszekerheid daaruit kan opbouwen. De melkveehouderij moet evenals de agrarische sector zich ook gaan toeleggen op de export van melkproducten zoals onder andere melkpoeder die thans nog wordt geïmporteerd. Er blijkt al enige tijd misnoegen te bestaan in de verhouding tussen de directeur van Melkcentrale en de melkveehouders die rauwe melk aan de fabriek leveren. Dit is geen gezonde zaak. De producent en de verwerker van melk moeten op een lijn zitten, dan alleen gaan wij de beste vruchten daaruit plukken. Het stichten van een coöperatieve vereniging onder de melkboeren eventueel in nauwe samenwerking met de fabrikant Melkcentrale kan de melkveehouderij aanmerkelijk doen floreren. De belangen van beide partijen kunnen dan eensgezind besproken en behartigd worden. De vereniging koopt dan van alle melkboeren de rauwe melk op. Maar om het lidmaatschap van de vereniging te kunnen verwerven, moet betrokkene dagelijks een minimale hoeveelheid rauwe melk aan de fabriek kunnen leveren. De eventuele winsten uit de verkopen van melkproducten worden dan naar verhouding van de door de leden geleverde grondstoffen verdeeld. Misschien zal er dan in dit opzicht sprake kunnen zijn van uitbreiding van de melkveestapel in Suriname. De overheid moet ervoor waken dat deze sector zoals andere economische objecten verloren gaat. Het moet behouden blijven voor de Surinaamse natie. Suriname moet de verdere ontwikkeling voor welvaart en welzijn voor de gehele natie als een nieuwe tijdperk beschouwen, en daarvoor moet er intensief gearbeid worden. Het past niet dat wij steeds de vinger moeten wijzen naar anderen voor achterstanden die in ons land zijn ontstaan. Wij beschikken over genoeg deskundigheid in het land om zeker op het gebied van veeteelt onze eigen boontjes te doppen.
Edward Marbach