Overheidspropaganda vereist tegenhanger vrijere mediapraktijk

Enige dagen terug is gemeld dat naast de ministeriele programma’s er heel spoedig ook een overheidsjournaal op de beeldbuis te zien zal zijn. Het programma, dat onder de Nationale Voorlichtingsdienst (NVD) valt, zal een keer per week te zien zijn. In het programma worden de ministeries belicht. Het programma duurt ongeveer 15 minuten. Het is de bedoeling dat na verloop van tijd alle informatie van de ministeries via het overheidsjournaal naar de gemeenschap zal worden overgebracht met uitzondering van ‘Info Act’. Het valt op dat onze huidige regering toch moeite heeft om haar weg te vinden met de vrije media. Het heeft te maken met regeerstijl, het type democratie dat gehanteerd wordt en de kijk die men heeft op de eigen bevolking. Onze huidige regering bevindt zich in een rij van landen waar de regeringen worstelen met de vriendelijkheid of de onvriendelijkheid van de media. De situatie van onze regering doet denken aan een mediatop welke in Rusland in juli 2012 werd gehouden. Kranten met wereldwijde oplages waren er uitgenodigd, waaronder ook Nederlandse. Het evenement werd aangeduid als de Wereld Mediatop en bracht meer dan 300 vertegenwoordigers van media uit 102 landen bij elkaar. Journalisten uit het Westen, die over de vrije media gaan praten in het Rusland van Poetin: velen hadden als argwanende journalist het addertje onder het gras al vermoed. Al snel zou het tijdens de top gaan – niet over de wijze waarop de regering het journalisten gemakkelijker zou maken, maar – over de ethiek van de journalistiek. Een geliefd onderwerp ook van onze regering. Regeringsgezinde Russen merkten op de top op dat artikelen over mensenrechten in de media slechts bedoeld waren als excuus voor buitenlandse interventies. ‘Uitdagingen voor de mondiale media in de 21ste eeuw’ was het thema van de bijeenkomst. Discussies tussen de Westerse media en die uit het Oosten over hun perspectief, hun kijk op democratie en op Rusland zelf werden uiteindelijk van de agenda gehaald. Wat overbleef was, zoals een participant zelf vertelde, een reeks speeches van overheidsdienaren (ministers van informatie, directeuren van nationale persagentschappen) die de wereldvrede en de internationale broederschap loofden, en die de vrije pers zagen als een bedreiging van die nobele doelen. Heel interessant, de Russische regering kon de verleiding niet weerstaan om onverbloemd haar probleem met de vrije pers wereldkundig te maken. De Russen werden op de top ondersteund door de Noord-Koreaanse regering. Die verklaarde dat de taak van de massamedia is evenwichtig en onpartijdig verslag te doen. Media die over Noord-Korea berichten publiceren zonder er geweest te zijn, zouden volgens deze regeringsfunctionarissen opereren als betaalde agenten van de vijand. De participant van de krant Trouw trok er daar zijn eigen conclusies over. Waar democratisch gezinde mediavertegenwoordigers geneigd zijn autoritaire regimes te zien als het grootste gevaar voor de pers, en internet als een welkome nieuwkomer in de arena van de vrijheid van meningsuiting, is er ook een (informeel) bondgenootschap van landen die zich in het nauw gebracht voelen door zowel de internationale media als de stem van hun eigen bevolking. Zo luidde de conclusie. Toen op gegeven moment door een ambtenaar uit een autoritair land uit het Midden Oosten aan de Russische parlementsvoorzitter werd gevraagd wat te doen tegen media die leugens en valse berichten publiceren, zei deze dat geïnvesteerd moest worden in de educatie van journalisten, zodat zij leren ‘de ethische en morele normen hoog te houden’. Opmerkelijk op de top was dat de landen, die het meest klagen over de vrije pers (o.a. Bahrein, Ethiopië), onderaan bengelen op de ranglijst over persvrijheid van Reporters without Borders. Daarover werd geen woord gerept. In deze landen, zo luidde de conclusie, is het gelijk van de zittende macht een gegeven – wat aangepast moet worden, is niet het optreden van de autoriteiten, maar de boodschap van de media. Dát is voor deze overheidsdienaren de uitdaging van de 21ste eeuw: hoe controleren we de informatie over ons doen en laten. Met deze conclusie komen we dichtbij Suriname. De invloed van ‘de imperialistische machten’ strekt zich zelfs uit tot de elite in zijn land, was een klacht van een van de minder vrije landen. Met deze uitspraak belanden we weer dichtbij huis. Ook onze nieuwe leiders hebben het vaak over de handlangers. De overeenkomsten zijn verbluffend. Een overheidsjournaal in Suriname doet voorzichtige mediamensen denken aan censuur, iets waarover onze regering internationaal mee in verband wordt gebracht. Het instellen van een overheidsjournaal moet niet betekenen dat er geen ruimte meer is om een minister aan te spreken en vragen te stellen. Het journaal moet niet de manier worden om de burgerij van informatie te voorzien. De informatie verschaft in het journaal zou eenzijdig en onvolledig kunnen zijn, met een beknopte focus. De vrije pers moet de ruimte hebben om naar meer informatie te vragen en zelfstandig, los van het journaal, op zoek te gaan naar informatie en deze te verkrijgen in de vorm zoals zij het wil. Op basis hiervan kan door de berichtgeving kritiek ontstaan op de handelingen van de regering. Naar aanleiding van de hierboven genoemde mediatop zijn twee zaken van belang in het kader van het overheidsjournaal. De Surinaamse regering moet niet bang zijn voor de stem van de media en die van haar eigen bevolking. Verder moet duidelijk zijn dat het gelijk van de zittende regering geen gegeven is. Een overheidsjournaal is goed, maar laten we als overheid transparanter zijn en de bereikbaarheid van de regeringsleden voor de media vergroten. Bovenal moet men accepteren dat kritiek op overheidshandelen inherent is aan dat handelen zelf, zolang we een democratie zijn zoals onze grondwet dat voorschrijft.

error: Kopiëren mag niet!