Sinds het Statuut 1954 toen wij autonomie verkregen, maakte de overheid alle geld op en groeide het ambtenarenapparaat gestadig met mensen die allergisch voor hard werken waren. Wat wij nu aan productie-infrastructuur hebben, is te danken aan het Welvaartsfonds, Tienjaren Plan, het Eerste en het Tweede Vijfjarenplan en een heel klein deel aan de middelen verkregen bij de onafhankelijkheid. Met de onafhankelijkheid kwam een einde aan een planmatige ontwikkeling van de economie. De NPK (NPS-PNR-KTPI) die genetisch affiniteit tot roofbouw bezit, heeft sinds 1975 geïnvesteerd in projecten zonder dat deze revenuen in deviezen genereerden. Toen dus in oktober 1982 de Ontwikkelingshulp stopgezet werd, het zoveelste Cons-overleg ging niet door, bleef de deviezenvoorraad opdrogen. Immers de NPK had niet geïnvesteerd in projecten die netto deviezen genereerden maar in projecten die netto alleen deviezen opmaakten (West Suriname ca. 700 miljoen DFL). In ontwikkelingslanden daar waar de Afrikaanse politieke cultuur bepaalde, overheerste consumptie boven productie, totdat het land uitgemijnd was en toen keerde men terug naar het Stenen Tijdperk, Haïti is het beste voorbeeld, Zwart Afrika volgt spoedig en als we niet oppassen volgt Suriname. Als we kijken naar landen in de Derde Wereld die niet gezegend zijn met veel natuurlijke hulpbronnen maar nu redelijk welvarend zijn geworden, dan zien we dat zulks te danken is aan een door een competente overheid gevoerd beleid van planmatige ontwikkeling. Geen neoliberaal gedoe. Japan, de Nieuwe Tijgers, China, Singapore, Mauritius, Trinidad en in mindere mate de landen van Zuid Oost Azië bewijzen dat ontwikkeling slechts mogelijk is met de overheid aan het stuur van ontwikkeling. Dat is ook zo geweest in het Westen in de initiële fase. We praten hier over een competente overheid met competente ambtenaren en competente instituten, en geen ambtenaren die in de praktijk billenpoetsers zijn.
Een overheid beschikt over diverse middelen, natuurlijke hulpbronnen, arbeid, technologie en kapitaal. Een competente overheid gaat deze middelen dusdanig bestemmen dat zij daarmee het beste resultaat genereert in termen van deviezenopbrengsten, werkgelegenheid, rurale en regionale ontwikkeling en ecologische duurzaamheid. Hoe dit geschiedt, is niet iets voor simpel denkenden, politici en ambtenaren, maar voor een speciaal instituut als een planorgaan met hoogopgeleide ingenieurs (met nadruk op ingenieurs) die de beste productmarkt-technologiecombinaties kennen. Zij kunnen bijgestaan worden door competente ingenieurconsultants. Niet competente consultants herken je zo, ze laten een spoor van mislukte projecten achter. Een overheid die zo haar middelen efficiënt alloceert realiseert duurzame groei. Onze overheid heeft sinds 1975 ca. 7-8 miljard USD aan ontwikkelingsmiddelen tot haar beschikking gehad, allemaal voor een groot deel over de balk gesmeten. Staatsolie wordt geprezen als een efficiënt bedrijf, niets is minder waar, Saddam Hoessein heeft haar gered. Zij draagt door haar inefficiëntie de helft minder dividend over naar de Staat. Veel Surinamers nemen al genoegen met wat Staatsolie afdraagt aan de Staat en vinden dat geweldig, terwijl Staatsolie de helft minder afdraagt. Deze Surinamers weten niet dat als je 100 miljoen winst zou moeten maken en je maakt maar 50 miljoen USD winst, dan heb je feitelijk 50 miljoen USD verlies geleden. Hiervoor worden directeuren ontslagen. Met de nieuwe raffinaderij wordt Staatsolie definitief een parasitair bedrijf. Zij zal haar producten duurder dan de wereldmarktprijs moeten verkopen op de lokale markt. Prijssubsidie van de consument dus. Hoe gaat zij exporteren en concurreren met zeer efficiënte producenten in de wereld. Of moet de consument (overheid) ook daar gaan subsidiëren? Wij kijken weer tegen een structurele deviezenschaarste aan, want onze exportopbrengsten vallen terug, ook Staatsolie gaat niet kunnen exporteren en veel kapitaal wordt het land door de ingevoerde Chinezen weggebracht samen met de mijnbouwbedrijven. Staatsolie gaat dus USD kopen op de lokale markt en daarmee de koers samen met de Chinezen opdrijven. De directeur van Staatsolie weet niet dat als je op de lokale markt afzet je dan SRD gaat ontvangen en geen USD, of gaan wij weer hier Staatsolie een voorkeursbehandeling geven? We zijn terug naar square one, dankzij Afrikaans economisch management, dankzij het Apartheidskiesstelsel.
Nu gaat Staatsolie benzine voor de lokale markt produceren. De investering is met bijna een miljard USD gigantisch en zeker tweemaal te duur. Daarnaast heeft men 1.2 miljard USD uitgegeven aan olie-exploraties. Nergens blijkt dat deze laatste investeringen rendement opleveren. De consequentie is dat Staatsolie marginaal deviezen zal verdienen en zeer vermoedelijk alle verdiende deviezen zelf zal gebruiken voor hun verkwistende activiteiten. Het beleid heeft Staatsolie alle ruimte gegeven om allerlei projecten uit te voeren. Zonder een behoorlijke toetsing door mensen die kaas gegeten hebben van investeringsanalyses, ja die mensen hebben we wel in het land. Zo gaat men ethanol produceren uit suikerriet om het weer als grondstof te gebruiken in de raffinaderij, terwijl ethanol reeds een schone brandstof is. Gewoon verkwisting. Het had ook anders gekund.
Bij efficiënte allocatie van middelen van ca. 500 miljoen USD aan investeringen in exportprojecten had men jaarlijks netto 500 miljoen USD kunnen verdienen. Als men ook 500 miljoen had geïnvesteerd in importvervanging had men bij elkaar zo een 10.000 tot 15.000 man aan werkgelegenheid geschapen. Daarmee had men zowat alle problemen van het land opgelost. De gehanteerde uitgangspunten zijn: capital employment ratio bij productie voor de lokale markt is 100.000, een arbeidsplaats kost 100.000 USD, terwijl het bij export 1 miljoen is, een arbeidsplaats kost 1 miljoen USD. De sales capital ratio is 1.5 bij export en 1.7 bij importsubstitutie. Als men geen rendabele projecten kent en niet weet hoe die uit te voeren, dan moet men het maar aan mij vragen, maar zo als men nu te werk gaat is het water naar zee dragen.
R.B. Kalloe