Een officier waarvan beweerd is dat zij betrokken was in een louche door de rechter teruggedraaide verkoop van een zogenaamd in beslag genomen illegaal in onze wateren varende boot, vraagt aan een verdachte in de rechtszaal hoe hij met zijn salaris van SRD 700 aan een mooi huis met waardevolle inboedel komt. De wetgeving betreffende money laundering is een serieuze zaak en het is goed dat de handhaving van die wet ernstig ter hand wordt genomen. De vraag rijst wel of het opbouwen van een vermogen met drugsgeld ernstiger is dan het opbouwen van geld, dat verkregen is uit corruptie, bijvoorbeeld het aannemen van steekpenningen van familieleden van verdachten die vastzitten en het snel onderhands verkopen van een boot met een commissie waaraan voorafgingen misbruik van gezag. We zeggen niet dat de functionaris in de betreffende zaak steekpenning (een commissie) heeft opgestreken, omdat daartoe geen bewijs is gezocht en verkregen. De zaak is echter wel dubieus, vanaf het schuiven van een stuk betreffende het doen van afstand in het Nederlands voor een Spaanssprekende tot het uitnodigen van een selecte groep haviken en het afhandelen van de zaak op een politiebureau. Een tjutja waarin de officier betrokken is voor eigen gewin is niet bewezen, noch ontkend door de in casu verantwoordelijke pg. De vraagtekens naar de persoon toe waren er vanaf het begin. De civiele rechter heeft zich uitgesproken en de koop vernietigd. De pg heeft nagelaten om over de zaak enige uitleg te geven. De vermoedens bestaan er nog in de samenleving dat er sprake is geweest van machtsmisbruik voor eigen gewin. Het een en ander is ook voor te stellen in een land als Suriname. De vraag rijst waarom de pg in deze zaak het niet nodig heeft gevonden om duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de wettelijke regels en het beleid dat bij verbeurdverklaringen wordt gevolgd. Of gaat het om een doodnormale zaak, die moet dienen als compensatie van het lage salaris voor de vervolgings- en parketambtenaren?
Ook in de zaak van de verdachte die vervolgd wordt voor money laundering is geëist een verbeurdverklaring van alle bezittingen. Aangezien het eerder routinematig op een politiebureau schijnt te zijn afgehandeld, rijst de vraag hoe het hier zal worden afgehandeld. Zal men ook hier een aantal personen uitnodigen om de waardevolle inboedel stukje bij beetje te verkopen aan de aasgieren die zich aandienen? Met de zaak die aan het rollen werd gebracht, is het al geschonden imago van het parket er niet beter op geworden. De pg heeft als taak om te waken over de integriteit en geloofwaardigheid van zijn parket en zelf moet hij zich bijvoorbeeld onthouden van handelingen die een overtreding van de strafwetgeving met zich inhouden. Niet dat hij het heeft gedaan, maar als voorbeeld kan gesteld worden dat ook hij zich moet houden aan de jachtkalender en zich moet onthouden van het neerschieten van beschermde dieren in het gesloten seizoen.
Het is opmerkelijk dat het oog van de officier viel op de waarde van de spullen in het huis van de verdachte. De officier heeft sowieso een oog voor waardevolle spullen en dat kan komen uit een stukje professionele nieuwsgierigheid, maar ook uit een stuk persoonlijke ‘hebzucht’, waaraan men zich soms overgeeft met overtreding van wet en recht. Het onderzoek in een money laundering zaak moet goed gedaan worden en een oplettend oog is inderdaad belangrijk (vooral bij een ‘pluk ze kaal beleid’), maar het zou interessant zijn als ook een onderzoek wordt ingesteld naar de inboedel in huis bij rechterlijke ambtenaren breed over de hele linie of om te beginnen bij die welke ervan verdacht worden misbruik te maken van hun bevoegdheid in ruil voor commissies of tjuku’s. De betreffende officier zou in het rijtje van de dubieuze ambtenaren kunnen vallen in het kader van het ‘blauw blauw’ gelaten zaak op het parket.
In de kleine Surinaamse samenleving waar iedereen elkaar kent, komen legio gevallen voor van politici, hoge ambtenaren (inclusief rechterlijke), mp’s, douane, politie en districtsambtenaren die overnight zichtbaar hun vermogen vermeerderen. Men overlaadt zich dan ook met goud, ook de vrouwen, en de salarissen zijn meestal bekend en niet hoog genoeg om met die snelheid dat vermogen te vergaren. Er is in Suriname geen beleid om op dit gebied ongerechtvaardigde verrijking tegen te gaan. De eerste anticorruptiewet (zoals voorgesteld door de technocraten) die met de meeste spoed door kanonnades vanuit coalitie en oppositie werd getorpedeerd, bevatte een bepaling die erop neerkwam dat om te beginnen elke ambtenaar of functionaris in publieke dienst jaarlijks de stand van zijn vermogen moest opgeven. Plotselinge fluctuaties zouden worden onderzocht en eventueel zouden maatregelen volgen. Deze bepaling werd in de tweede verse van de anticorruptiewet met tak en wortel uitgeroeid, waarmee door de NF-regering direct het signaal werd gegeven hoe serieus men met het corruptieprobleem wilde omgaan.
Bij het doorlezen van het bericht werd duidelijk hoe er in de Surinaamse samenleving met twee maten wordt gemeten als het gaat om ongerechtvaardigde verrijking. Terwijl aan de ene kant een selecte groep in de beklaagdenbank terechtkomt, staan uitgerekend de oordelaars voor min of meer dezelfde ongeoorloofdheid onder verdenking bij het publiek. Dat maakt dat het systeem wordt ondermijnd. Met het bovenstaande is geenszins gezegd dat money laundering-verdachten niet moeten worden vervolgd, integendeel.