Het Standaardenbureau is in een afrondende fase om een broodstandaard vast te stellen, waaraan alle broodproducenten hopelijk gebonden zullen zijn. De broodsector is zogenaamd geliberaliseerd en dat heeft de consument niet goed gedaan. Suriname heeft een broodgeschiedenis vanuit ons koloniaal verleden. Tot eind jaren ’90 zijn er nauwelijks klachten geweest over het in Suriname geproduceerde brood. Brood met boter of pindakaas en later Surinaamse jam was altijd lekker en dat kwam niet in de laatste plaats door de kwaliteit van het Surinaamse brood. Suriname had een bakkersgilde op bescheiden formaat. De meeste marketing werd gedaan door de grotere bedrijven. Daarvan is een nog open, maar het brood dat zij voorschotelde voor de inwerkingtreding van Caricom (SCME)-regels was van een veel hoogwaardige kwaliteit dan wat het nu is. Melkbrood was synoniem voor gesneden busbrood en pas enige jaren terug kwamen we te weten dat het bedrijf eigenlijk echte melkbrood in de ban had gedaan en op een gegeven moment weer introduceerde. Surinaams brood werd graag gegeten, door buitenlanders en ook door ons. Vanwege gewoonten is er altijd een groep mensen geweest die brood eten niet als echt eten ziet. Het was in agrarische gebieden meer een luxe voor wanneer men naar de stad ging. Na de agrarische periode is brood steeds meer gaan behoren tot het dagelijkse menu voor wat betreft zeker het ontbijt en voor lunch aan het werk en op school. De kentering van de kwaliteit van het Surinaamse brood strijkt zich uit over twee fasen. De eerste heeft betrekking op de inwerkingtreding van Caricom-marktregels, volgens welke wij verplicht werden meel binnen de Caricom te halen en moest het importtarief van meel uit Europa omhoog. Dat Caribische meel was wel voor handen, maar de kwaliteit zou te wensen overlaten. In een vroeg stadium klaagden bakkerijen, dat men in principe niets had tegen de Caricom op zich, maar dat het meel zich niet liet bakken tot het brood dat we in Suriname gewend zijn naar Surinaamse standaarden. Men was bang voor verlies van klanten door vervanging van brood door de klant. Tegen deze vrees zijn er maatregelen getroffen. Bedrijven, vooral de echte grote, gingen minder winst maken door broodverbeteraar te gebruiken, hetgeen dus de productiekosten opschroeft. Wat men ook deed was de prijs van het brood toch wel laag houden, waardoor het een goedkoop alternatief bleef voor bijvoorbeeld grote eenoudergezinnen. Men hield de prijs laag ondanks ontwikkelingen in de economie. Het brood werd lichter en kleiner, ondanks er een wet is die een zeker minimum (gewicht) wat het brood betreft, voorschrijft. De wet kwam aan de orde en bakkerijen werden gevraagd om zich ten minste te houden aan het gewicht. Inmiddels was het Surinaamse brood behoorlijk geërodeerd. De tweede golf kwam na de zogenaamde liberalisatie van de broodsector recentelijk. De concurrentie werd groot, nieuwe Chinezen overspoelden de bakkerijbranche. Het brood werd in deze fase niet meer herkenbaar. Het werd kleiner en viel binnen de kortste keren uit elkaar. Het Surinaamse brood is voor velen niet te eten. Het brood heeft geen smaak en nauwelijks een geur. Het Surinaamse brood is droog. Zelfs het brood van de gerenommeerde bedrijven is behoorlijk achteruit gegaan, vooral als het enkele uren blijft liggen. De oude garde bakkers is enorm schaars geworden en de vingers van 1 hand zijn meer dan genoeg om in Paramaribo deze bakkers die nog goed brood bakken, te vinden. De situatie is nu dat opeens heel veel personen, die in staat zijn broodovens te kopen, brood maken en zich voordoen als een professionele bakker. Kennelijk is de beredenering dat brood bakken geen geweldig ding is, omdat men het thuis ook kan. Wat de gezondheid betreft, moet men niet onderschatten dat wantoestanden in een keuken tot het gezin beperkt blijven, maar wantoestanden in een bakkerij een groter bereik hebben, op het niveau van de collectieve volksgezondheid. Misstanden in bakkerijen zijn vaker geconstateerd. Vooral buitenlanders zijn niet altijd goed op de hoogte van de hygiënestandaarden die we hier wettelijk, maar ook cultureel gewend zijn. Het eerste is soms ook religieus gerelateerd in ons multi-etnisch land. Daarom is het van belang dat er een Surinaamse broodstandaard komt. Het plan betreft een keurmerk. Aan de standaard kon de burgerij een bijdrage leveren, alleen via een website. Deze standaard moet niet alleen rekening houden met hygiëne. Het Surinaamse brood heeft een identiteit en de verwaarlozing daarvan moet middels standaarden worden tegengegaan. Er moet ook aandacht zijn voor de kwaliteiten. Daarvoor moeten ook speciale bepalingen komen, naast dat van het minimale gewicht. Er zijn winkels hier die buitenlands goed brood verkopen, maar wij menen dat wij goed brood hier moeten kunnen kopen bij onze bakkers. De standaarden moeten van bakkers vereisen dat ze een bakkersdiploma in bezit hebben. De standaard zal betrekking hebben op o.a. inrichting van de ruimte, kleding en faciliteiten. De standaard moet na alle stakeholders (inclusief consumentenorganisaties en bakkers) worden aangenomen. Hopelijk is Volksgezondheid dan zover om het een en ander te verheffen tot wet.