Suriname zou zoals gemeld het VN-vrouwen Platform hebben gevraagd om speciale aandacht te besteden aan het 20-jarig jubileum van de Beijing-verklaring. Suriname doet dit met IJsland, een land dat tot de top 10 feministische landen wordt gerekend en er wordt wel eens beweerd dat dit het beste land voor een vrouw is om te verblijven. Geldt dat ook in Suriname? Of gaat het om twee uitersten? De Beijing-verklaring werd in 1995 aangenomen en is het resultaat van de zogenaamde genderbeweging, die in de jaren ’90 een hoogtepunt bereikte. De Beijing-verklaring had naast de basic human rights aspecten ook nog de politieke empowerment, die ten tijde van de aanname en de jaren erna veel aandacht genoot in Suriname, mede vanwege de eerste vrouwelijke DNA-voorzitter die prominent aanwezig was in de politiek. Suriname is wel een opmerkelijk land dat speciale aandacht vraagt voor de verklaring. Aanleiding is dan in het algemeen dat het land vorderingen heeft geboekt. Deze kunnen te maken hebben met een intensere internationale commitering aan internationale afspraken, zoals verklaringen, de invulling van een internationale post waar men een trekkersrol moet vervullen inzake vrouwenrechten of baanbrekende vorderingen op nationaal beleidsgebied in de vorm van grootscheepse programma’s (met behulp van internationale organisaties) en/of aanname van wetgeving. Of het land heeft een achterstand, heeft al voor zichzelf uitgemaakt hoe de problematiek aangepakt dient te worden, maar geen gehoor krijgt van internationale oproepen om hulp. Een andere verklaring kan ook zijn dat het land traditioneel tot de ‘champions’ wordt gerekend wat betreft de promotie van vrouwenrechten. Wat is het geval in Suriname? Naar het schijnt is van geen van de gevallen sprake. Suriname is terughoudend om zich internationaal te committeren aan verdragen of andere internationale verdragen inzake vrouwenrechten, met uitzondering van het Vrouwenrechtenverdrag. Baanbrekende overheidsmaatregelen in de vorm van fundamentele programma’s of wetgeving zijn de laatste tijd niet genomen. Traditioneel behoren wij ook niet tot de promotors van vrouwenrechten, aan de ene kant vanwege de jonge leeftijd van onze republiek. De oproep van Suriname blijft daarom opmerkelijk. Feit is wel dat Suriname wat de vrouwenrechten betreft nog een lange weg heeft af te leggen. In een recent uitgegeven gender pay gap report van het Wereld Economic Forum bleek dat het niet al te best gesteld was met de waardering van Surinaamse vrouwen, vergeleken met die van het Caribisch gebied overall. Specifiek scoren we wel goed op het vlak van bijvoorbeeld onderwijs. Het ministerie van Binnenlandse Zaken verbond zich, althans werd belast met de bevordering van de rechten van de vrouw in het algemeen. Onder hem werd ook het Nationaal Bureau Genderbeleid geplaatst, dat te maken zou hebben met capaciteitsproblemen. Suriname kent een Gender Actieplan, dat afgestemd is op de Beijing-verklaring en het Beijing Plan of Action. Eerder werd wellicht door Biza en het bureau ook geïntroduceerd het concept van ‘gender mainstreaming’, een beleidsbenadering die nog steeds relevant is. Deze benadering lijkt de laatste jaren te zijn verlaten. Het principe komt erop neer dat de overheid (dus alle ministeries) bij alle maatregelen een genderafweging maken, dus nagaan en proberen vast te stellen wat de impact van de maatregel zou zijn op het beoogde evenwicht tussen mannen en vrouwen op elk vlak. Onder andere brengt dit met zich mee dat nagegaan moet worden of bijvoorbeeld vrouwen hun positie niet negatief beïnvloed wordt door maatregelen zoals een algemene ziektekostenregeling, de tabakswet of de verhoging van de kinderbijslag. Suriname heeft geen noemenswaardige vorderingen geboekt wat betreft de implementatie van Beijing. Bij de aanname van het platform of action werd een aantal ernstige gebieden van zorg door de betreffende internationale conferentie aangenomen. Wanneer wij deze punten voor Suriname evalueren dan kijken we vooral naar de dagelijkse praktijk. Ten eerste betreft het de aanhoudende en toenemende armoede bij vrouwen. Tegen de armoede van vrouwen is er niet veel gedaan in termen van duurzame weerbaarheid, alhoewel de president beloftes heeft gedaan dat vooral de moeders het gemakkelijker zouden hebben. Er is wel een verhoging van de kinderbijslag, afschaffing van het inschrijvingsgeld (glo, voj), gratis verzekering van kinderen tot 16 jaar, het project kindervoeding en naschoolse opvang. Maar economische versterking vereist meer bijvoorbeeld richting minder geschoolde vrouwen om hen de arbeidsmarkt op te krijgen. De wet opvanginstellingen verlaagt de drempel voor het vertrouwen van kinderopvang, maar die moet betaalbaar en beschikbaar zijn. De lonen moeten ook niet extreem laag zijn en typische vrouwenberoepen neigen dat wel te hebben, met uitzondering van onderwijs. Op het gebied van toegang tot onderwijs en training is wat het eerste betreft een evenwichtige situatie, maar op maat gesneden training voor de kwetsbare groep vooral die in sociale malaise is er niet. Een ander punt betreft de toegang tot gezondheidszorg en gerelateerde diensten. In de zorg op zich is er geen discriminatie, maar de bijzondere reproductieve rol maakt vrouwen kwetsbaar rond het moederschap (zwangerschap, bevalling, kraamzorg, kindzorg), met name in gebieden waar de gezondheidszorg minder aanwezig is, zoals het binnenland. Ook de mortaliteit bij de bevalling is relatief een probleem. Suriname maakt het punt van geweld tegen vrouwen en dat betreft dan huiselijk geweld, dat in het openbare leven en op de werkplek. Tot de kritieke punten behoren nog een aantal andere punten: stuk voor stuk gaat het om issues waar nog vorderingen moeten worden geboekt door de regering. Opmerkelijk is dat ook genoemd is toen inadequate mechanismen om de gendergelijkheid te bevorderen. Dit is een cruciaal punt in Suriname. Ons land mag internationaal aandacht vragen voor een bepaald thema, maar met meer overtuigingskracht doen we dat wanneer we aan het thuisfront noemenswaardige vorderingen hebben geboekt. In aanloop naar 08 maart 2014 kan nog zeker het een en ander gebeuren. Suriname en IJsland zijn twee contrasten. Hopelijk levert het samen optrekken voordelen op voor Suriname, dat ligt dus aan ons.