Een ieder heeft conform de grondwet van Suriname het recht om in voorkomende gevallen te rechter te benaderen met een verzoek. Echter komt in een aantal gevallen, waar personen gebruikmaken van (het recht op) een bepaalde vrijheid, het aangaan van een rechtszaak indirect neer op intimidatie, welke ertoe moet leiden dat van die vrijheid geen gebruik wordt gemaakt. Daarbij denken wij wanneer wij zien dat een inmiddels bekende jeugdvertegenwoordiger dreigt om een kort geding aan te spannen tegen aan aantal voormalige NJP-kandidaten die ontevreden zijn met betrekking tot de rol van een lid en de politieke partij NDP bij de verkiezingen. In eerste instantie dachten wij dat met een goede communicatie voldoende weerlegd kan worden wat steeds en consequent wordt beweerd door de ontevreden jongeren. Wat wil het geval? Naar verluidt zou een lid van de organisatiecommissie, dat prominent lid is van de NDP, een aantal NDP-gelieerde jongeren (al dan niet speciaal daarvoor gebundeld) actief hebben ondersteund in hun NJP-campagne. Deze ondersteuning kan zijn geweest vanuit de organisatiecommissie in de betreffende hoedanigheid of als NDP’er. Ook zouden staatsmiddelen zijn gebruikt om deze kandidaten te ondersteunen bij hun campagne. De benadeelde die bedreigt met een rechtszaak lijkt inderdaad gelieerd aan de coalitie en over het algemeen proberen velen uit die situatie munt te slaan. Als lid van de organisatiecommissie zou het hem aan te raden zijn geweest dat men zich niet inlaat in het verloop van de verkiezingen middels steun bij de campagnevoering. Die betrokkenheid knaagt aan de betrouwbaarheid van dat lid. Wat kwalijker is, is de inzet van staatsmiddelen om bepaalde kandidaten in een bevoorrechte positie te zetten en dus bepaalde Surinaamse jongeren te benadelen. De verkiezing van de leden van deze organisatie is derhalve anders. Zo zou de regering het NJP ondergraven en naar de knoppen helpen. Als de kandidaten vinden dat anderen kandidaten van overheidswege meer zijn ondersteund, mag men dat gevoel niet uiten? Hoe moet men daarmee omgaan? Moet er niet een speciaal mechanisme zijn dat deze issues behandelt? Nu is het lid dat in de fout zou zijn gegaan boos dat een aantal jongeren zijn ontevredenheid uit. Er zouden foto’s zijn. Het NJP werd in de beginjaren van zijn bestaan geprezen voor het feit dat het uniek zou zijn in de regio. Ook was er lof over het feit dat de jongeren de verleidingen van de materialistische (en niet idealistische) Surinaamse politiek konden weerstaan. Op gegeven moment lonkte de politiek naar een aantal jongeren, omdat politieke partijen kans zagen om te oogsten waar ze niet hadden gezaaid. Men zag jongeren die vlot konden babbelen (het allerbelangrijkste ingrediënt volgens sommigen), konden omgaan met de media en vergadertechnieken beheersten. Men had zulke jongeren intern niet kunnen vormen, maar elders waren er wel gevormde jongeren en men kon een ruilhandel sluiten. Drijfveer was een roep naar verjonging vanuit het veld. Men kon jong bloed gebruiken en in ruil lag er een goedbetaalde hoge ambt van bijvoorbeeld DNA-lid. Een aantal jongeren hapte toe en vanaf dat moment is de link tussen het NJP en de politiek partijen nooit meer gewist, het is alleen maar sterker geworden. De kritiek is er nu dat de Surinaamse politieke partijen, aan beide kanten, het forum van het NJP willen gebruiken als verlengstuk van de politieke arena. Het gevolg zal zijn een tweespalt over issues die aan de orde zullen zijn en tijdens de campagnes een situatie zoals die kenmerkend is voor de grote politieke verkiezingen om de 5 jaar. Een sterke politieke polarisatie kan ook tot een tweespalt leiden binnen het NJP. Er moet geen beperking bestaan voor jongeren om lid te worden van een bepaalde politieke partij na de ‘ambtsperiode’. Is het gewenst dat kandidaten of NJP’ers tegelijkertijd lid zijn van een politieke partij? Aanvankelijk was het de bedoeling dat de NJP’ers vrij van de politieke last, dus objectief, het bezoldigde NJP-werk zouden doen. De burger en politieke vrijheden, waartoe het recht om al dan niet lid te worden van een politieke partij en voor de belangen van de achterban op te komen, zijn in de grondwet verankerd. Het is wettelijk niet gemakkelijk om deze vrijheden in te perken. De beperking vloeien in het maatschappelijk verkeer eerder uit ethische codes die gehanteerd worden door bijvoorbeeld religieuze, maar ook andersoortige organisaties. Deze organisatieregels benadrukken de ethische standaarden in de betreffende organisatievertegenwoordiger en zijn duidelijk wat de politieke betrokkenheid betreft. In het geval van de NJP’ers is het moeilijk van politici, die de wetten maken, te verwachten dat ze hun eigen ‘bedrijf’ etiketteren als te zijn niet gezond voor de jeugd of niet bevorderlijk voor een objectieve oordeelsvorming. Vanuit deze hoek is het moeilijk om te verwachten dat ze regels uitvaardigen die een samengaan van NJP-schap en politiek beperken. En zolang het niet beperkt is, is het dus toegestaan; daartegen zou de politicus ook niet veel kunnen doen, ook al was hij een ander mening toegedaan. In casu wordt dus van NJP’ers verwacht dat ze zelfregulering toepassen en zichzelf afzijdig houden van de politiek. Vanwege het voorbeeld dat vanuit de politiek wordt gegeven zal het steeds moeilijker gaan om die zelfregulering toe te passen, omdat er op dat vlak weinig tot geen rolmodellen zijn. Van de politieke partijen wordt verwacht dat ze ook zelfbeperking toepassen en het vrucht goed laten rijpen, niet overgaan tot politieke pedofilie. Dat zal met de staat van de Surinaamse politieke partijen en de toonaangevende politici nog moeilijker gaan. Alhoewel we vanwege een betere inzet van de schoolstructuren kunstmatig een hogere opkomst hebben kunnen registeren, is het te voorspellen dat de populariteit van het NJP en de NJP’ers zal gaan tanen als de politieke partijen de jeugdverkiezingen ook tot hun strijdtoneel maken. Op den duur zal het NJP een overbodig orgaan worden, omdat het lamlendig zal zijn geworden door de politieke overwegingen die NJP’ers verwacht zullen worden steeds te maken. De jongerenmassa zal totaal geen interesse hebben in het gevecht in het instituut zelf. Nu we weten dat de NJP’ers afkomstig uit een bepaalde jeugdgroep het werk wellicht niet objectief zullen kunnen doen, is dit niet goed voor de interne verhoudingen van het NJP.