De politiek heeft in Suriname de staatsmediahuizen altijd als een speelbal behandeld. Recent is zogenaamd per ongeluk een jeugdprogramma uit de lucht gehaald, maar ook tijdens Venetiaan 3 was dat het geval met een opinieprogramma dat zou gaan over de omstreden One-China-Policy, die onze regering zou ondersteunen. In de huidige context valt de bejegening van instituten, die vanwege hun karakter gebruikmaken van het middel van vrijheid om politieke loyaliteit te tonen. We kennen immers een geschiedenis waarbij radiostations werden opgeblazen, drukkerijen vernietigd en mediahuizen gesloten. Deze handelingen van staatswege hebben diepe indruk gemaakt op generaties, het zorgde voor materieel en geestelijk leed. Personen hebben met het stopzetten van een jeugdprogramma op de STVS het belang van het naleven van het Kinderrechtenverdrag ondergeschikt gemaakt aan kennelijk het persoonlijk belang. Net zoals dat het geval was (en nog steeds is) in sommige pas onafhankelijk geworden Afrikaanse staten, kan Suriname soms meer soms minder getypeerd worden als een sterk gepersonifieerde Staat gefocust op de koninginnenbij oftewel het staatshoofd. Er is een drang vanwege de Staat om alles in dit land te controleren, zelfs de wijze waarop de burgers denken. Een zaak die niet zonder consequenties zal zijn voor de Staat Suriname. Een deel van de bevolking dat met name de jaren ’80 heeft ondergaan, heeft geleerd met een zekere angst te leven, zich in te houden en over te gaan tot de orde van de dag. Men heeft geleerd een dubbel leven te leiden, om compromissen te maken. Het resultaat is mentaal absenteïsme. Van de nieuwe generatie wordt door de aan de militaire periode gelieerde politici gezegd dat die niets te maken heeft met zaken als het om zeep helpen van de Grondwet, het omver werpen van het wettige gezag en de Decembermoorden. De vraag rijst nu waarom men nu van diezelfde generatie, die zogenaamd niet gekleurd is, bang moet worden wat die zal zeggen over de Decembermoorden. Er is een gevoel bij ‘de jongens’ van STVS dat bepaalde onderwerpen gevaarlijk zijn, vandaar hun handelen zonder instructie van hoger hand, zoals de manager beweert. Dat is al even bezwaarlijk als een instructie, het geeft aan de cultuur waaronder men bij het medium moet functioneren.
Het stopzetten van het Jeugdjournaal kan een immens impact hebben op de jeugdige makers, maar vooral de vaste kijkers van dit programma, maar ook op alle jongeren die zich bewust zijn van het bestaan van dit (hun) programma. Het kan overkomen als intimidatie van de jeugd, het kan even schokkend en indrukwekkend zijn als de indruk die beelden van een militair maken die met doodsangsten de camera inkijkt en een verklaring voorleest. De Staten die partij zijn bij het Kinderrechtenverdrag, zoals Suriname, moeten verzekeren dat het kind in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid. Dit geldt niet uitsluitend in gerechtelijke en bestuurlijke procedures. Het kind heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht landsgrenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn of haar keuze. De uitoefening van dit recht kan aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen aan de beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die nodig zijn voor de eerbiediging van de rechten of de goede naam van anderen of ter bescherming van de nationale veiligheid of van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden. De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. De Staten die partij zijn, erkennen de belangrijke functie van de massamedia en waarborgen dat het kind toegang heeft tot informatie en materiaal uit een verscheidenheid van nationale en internationale bronnen, in het bijzonder informatie en materiaal gericht op het bevorderen van zijn of haar sociale, psychische en morele welzijn en zijn of haar lichamelijke en geestelijke gezondheid. De verklaring die de manager van het medium in eerste en tweede instantie geeft, is tegenstrijdig. In de tweede reactie is de manager meer geïnformeerd, maar in beide heeft zij minimaal begrip voor het handelen van ‘de jongens’. Zij verzuimde om een statement te maken richting de rechten van de jongeren en had alleen oog voor de belangen van de politiek. De manager heeft intimidatiegevoelens niet weggenomen. Dit duidt op mismanagement en op een drang naar censuur en zelfcensuur. In Suriname is aan de orde het fenomeen van censuur en zelfcensuur. Corruptie en zelfcensuur door de Surinaamse pers behoren tot de grootste schendingen van mensenrechten in Suriname, volgens het in 2012 uitgebrachte mensenrechtenrapport door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Lokale en internationale leden van de pers hebben bedreigingen met geweld gerapporteerd, direct gerelateerd aan hun behandeling van de aanpassing van de Amnestiewet’, staat min of meer letterlijk in het rapport. ‘De officiële zegsman van de president bekritiseerde publiekelijk en intimideerde journalisten die verslag deden van de negatieve reacties van het publiek op de wetswijziging’, staat er voorts in het rapport. Sommige leden van media zouden hun praktijk van zelfcensuur hebben voortgezet als reactie op de druk en intimidatie afkomstig van ‘senior government officials’ of ‘community leaders’ tegenover journalisten die negatieve berichten over de administratie (regering) publiceerden. Het rapport vermeldt ook dat nieuwsmedia geaffilieerd aan bepaalde politieke partijen hun journalisten hebben ontmoedigd om over bepaalde onderwerpen verslag te doen. Wat de regering hopelijk niet verwacht, is dat de makers van het belangrijke Jeugdjournaal, zelfcensuur toepassen. Het is belangrijk dat het staatsmedium gefundeerd vanuit de grondwet alsnog een statement maakt en daarbij de bedoeling van het programma dat in het kader is van het Kinderrechtenverdrag niet verwaarloost.