Vandaag wordt wereldwijd de Internationale Dag van de Rechten van de Mens herdacht. Na de instelling van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) in 1948 zijn de mensenrechten onbetwist gebleven. De universele niet bindende standaard was aanleiding en binnen de VN de aanzet tot het uitdiepen, vastleggen en structureren van de verschillende aspecten van de universeel geaccepteerde mensenrechten. Een essentieel element in het opeisen van de staatkundige onafhankelijkheid indertijd was om als volk zich soeverein uit te kunnen spreken over deze mensenrechten. Intussen is een aantal mensenrechtenverdragen onder de VN tot stand gebracht, alle met een eigen (monitorings)structuur. Maar er is een overkoepelende Hoge Commissaris van Mensenrechten en een commissariaat bij de VN. De commitering aan de VN-verdragen (zoals het Kinderrechtenverdrag, Discriminatieverdrag, Vrouwenrechtenverdrag en het Folteringsverdrag) bij elkaar presenteert het totaal plaatje wat de lidlanden van de VN betreft. Maar er zijn ook evaluaties die buiten de VN worden gepleegd, die overzichtelijke beschrijvingen bieden over de mensenrechtensituatie in de verschillende landen. We denken dan aan Amnesty International met haar Human Rights Watch en aan de jaarlijkse mensenrechtenrapporten, uitgebracht door de State Department (Buza) van de USA. Suriname wordt getypeerd als een jonge staat, maar het land Suriname kent een langere geschiedenis, waarin er helaas mensenrechtenschendingen op grote schaal hebben plaatsgevonden. Het denken over mensenrechten was nog niet in die mate ontwikkeld en de UVRM was er nog niet, maar in de slavernijperiode is diep inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid van de slaven door de koloniale machthebbers en de plantage-eigenaren. Het was schending afkomstig vanuit een Staat. We merken nu dat minder personen sceptisch staan tegenover het concept van herstelbetalingen, als wij nagaan de positie die de Caricom-staatshoofden hebben ingenomen. Ontwikkelingslanden kunnen gefinancierde hospitalen, scholen, infrastructuur en laagdrempelige aanbod van scholing om het kader te versterken, heel goed gebruiken. Toen wij onafhankelijk werden, hebben wij zelf onze human rights misère gecreëerd met de vestiging van een militaire orde, die 8 jaren duurde en waarin menig persoon het leven liet zonder dat daders werden aangewezen en berecht. Het sprekend voorbeeld zijn de decembermoorden. Aan het eind van de jaren ’90 en het eerste decennium van de nieuwe eeuw werd het concept van mensenrechten verfijnd; onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en kinder- en vrouwenrechten werden steeds nadrukkelijker in verband gebracht met de traditionele mensenrechten als ‘het recht op leven’. Een ieder heeft recht op een levensstandaard, dat hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, bepaalt de UVRM. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten. Voorts wordt bepaald dat een ieder recht heeft op onderwijs; het onderwijs zal kosteloos zijn, althans wat het lager en basisonderwijs betreft. Het lager onderwijs zal verplicht zijn. Ambachtsonderwijs en beroepsopleiding zullen algemeen beschikbaar worden gesteld. Hoger onderwijs zal openstaan voor een ieder, die daartoe de begaafdheid bezit. Het onderwijs zal gericht zijn op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aldus de UVRM.
Kijken we naar onze situatie nu in 2013, dan valt te constateren dat er zowel wat de traditionele als wat de moderne mensenrechten betreft, er punten van zorg zijn. Wat wij opmerken, is dat onze regering niet in staat is om het welzijn en de levensstandaard in Suriname te bevorderen door bijvoorbeeld het vermogen van burgers om zelf te zorgen voor gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting, te versterken. Een voorbeeld is de wijze waarbij de regering er niet voor kiest om agrariërs bijstand te verlenen. In de media is bericht over de bemoeienis van een politieke partij bij het distribueren van landbouwequipment. Alles zit vast, omdat de politieke partij en haar ministerie weigeren om de landbouwmiddelen uit te delen aan personen die niet op de partij hebben gestemd. Alles moet gaan naar politieke vrienden en die zullen het dan verkopen voor de agrariërs die het gebruiken. Een heleboel mensen die met de agrarische sector niks van doen hebben, zijn opeens landbouwer geworden en willen die machines hebben om daarmee geld te maken. In de laatste USA-landenrapporten wordt al geruime tijd melding gemaakt van de situatie in de gevangenissen, discriminatie en mensenhandel. Amnesty International legt de laatste tijd vooral de nadruk op de straffeloosheid die er is, althans dreigt te ontstaan na de aanname van de Amnestiewet in het kader van de Decembermoorden. Bij de verschillende verdragen worden ook steeds kanttekeningen geplaatst ter zake stilstaand beleid. Belangrijk in het kader van de mensenrechten is de corruptie. Dit wordt in stand gehouden, omdat politieke machthebbers geen andere middelen kennen om politieke loyalisten te belonen. De oneerlijkheid legt een druk op de beleving van de mensenrechten. Veel diensten moeten geregeld worden. De kwaliteit van instituten waar burgers in het kader van de beleving van de rechten terecht moeten (ambtenarij, politie, openbaar ministerie, parlement, rechterlijke macht), hanteert lagere waarden en normen en geluiden van bevoordeling zijn frequent en hardnekkig. Mensen verdwijnen niet in deze periode en er wordt niet van staatswege met ze afgerekend, maar door corruptie staat de menselijke waardigheid en met name de beleving van mensenrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, gezondheidszorg en onderwijs, onder druk. De Staat gebruikt haar middelen niet om het getij te keren, integendeel. Een verlengde van dit beleid is ook te zien in het buitenlands beleid. Het meest bezwaarlijke in het geheel is namelijk dat er geen noemenswaardige mensenrechtenlobby bestaat in Suriname.