De discussie rond moderne slavernij in Suriname moeten we niet zo gemakkelijk van ons afschuiven alsof het niet voorkomt. Een klein landbouwer in deze huidige tijd heeft het erg moeilijk. Ik heb in oktober 2013 in Nickerie wat veldwerk gedaan en kom tot de ontdekking, dat er wat boeren zijn die werken voor de bank en voor de opkoper die vaak pelmolenhouder is. De boeren moeten aan de bank hun lening aflossen en aan de pelmolenhouder levert hij zijn opbrengsten (padi), waarvan de opkoopprijs door de pelmolen wordt bepaald. Afgelopen seizoen was dat SRD 55 per baal. Dat is beneden de kostprijs. Dus de boer werkt voor een ander en komt zelf nooit vooruit. Het komt vaak voor dat de pelmolenhouder voor de oogst geld leent aan de boer, omdat de boer tussendoor geld nodig heeft om zijn aanplant te onderhouden. De boer is dan verplicht zijn opbrengsten aan de pelmolenhouder te verkopen. Dat is een soort afhankelijkheidsrelatie (moderne slavernij).
In de afgelopen periode is het ook voorgekomen dat de bank veel onderpand van de boeren heeft verkocht. De pelmolenhouder heeft vaak zelf gekocht en weer aan de boer verhuurd. Is dat geen vorm van slavernij als je als boer aan handen en voeten gebonden bent en werkt voor de bank en de pelmolenhouder?
De filosofie die in het boek is gehanteerd, namelijk ‘door het zelf te doen kan men vooruit komen’ lijkt niet overeind te blijven als inderdaad de relatie zo blijft, dat men werkt voor de ander. De overheid kijkt niet naar de onderdanen, zegt dezelfde filosofie en dat zal zich wreken. Het evenwicht wordt verstoord als de overheid maar aankijkt en niets doet.
In Nickerie wil men een landbouwhogeschool opzetten. Dat is ook een vorm van bedriegen van het volk, omdat het lokale volk wat anders nodig heeft, namelijk goedkopere mest, chemicaliën, diesel enz. Vergeleken met vorig seizoen is een liter verdelgingsmiddel gestegen van SRD 12 naar SRD 19 per liter. Om het volk zoet te houden, zegt men nu: jullie hebben een landbouwhogeschool nodig. Alsof de hogeschool alle input van rijst gaat verlagen in prijs. Het probleem wordt niet opgelost, maar het volk wordt met honing lekker gemaakt.
Suriname gaat samen met Caricom-landen een verzoek indienen voor schadevergoeding enz. bij de vroegere kolonisator. Dat is een teken van zeer afhankelijk denken en verziekte mentale groei. Na de onafhankelijkheid leren we om op eigen benen te staan, onafhankelijk te worden, een eigen stempel te drukken, zelf te beslissen, eigen geschiedenis te schrijven en een plaats te krijgen op de wereldkaart. Wat doen we nu met die commissie? We verlagen Suriname weer tot het niveau van bedelen. Dit lijkt een ziekte te worden en zelfs een Caribische ziekte. We moeten nagaan of we als zwarten niet een zwarte ziekte hebben opgelopen in de kolonisatie (slavernij) periode. Het is toch een nationale belediging als je nu gaat bedelen om een schadevergoeding? Waar blijft onze eigen kracht om het eigene te ontwikkelen? Wanneer gaan we de geschiedenisboeken herschrijven? Of kunnen we alleen maar praten en niets doen?
Surinamers hebben een attitude overgehouden van krijgen en de hand open houden. Uit China krijgt men containers vol met landbouwgereedschappen zoals tjappen, houwers en waterpompen. Een aantal is uitgedeeld in de districten en ook veel Nickerianen die grote rijstvelden moeten bewerken nemen genoegen met een 3 duim waterpomp en wat houwers en tjap. Gaan ze daarmee hun velden bewerken? Is dat weer geen zoethouderij?
In de koloniale periode kwamen de kolonisatoren met spiegels enz. naar Suriname en Surinamers stonden braaf in de rij om te ontvangen. Ik zie dat topambtenaren soms ook naar de dorpen gaan en met houwers en tjap de gemeenschap zoet houden.
De juiste benadering, volgens dit boek, zou moeten zijn dat de lokale gemeenschap wordt versterkt in hun capaciteiten en dat de bevolking zelf initiatieven neemt om de gemeenschap verder te ontwikkelen en niet te zitten wachten op de overheid. Uiteindelijk zou het zo moeten zijn dat de bevolking zelf verantwoordelijk moet zijn voor de eigen woon- en leef omgeving. De overheid moet zorgen voor educatie en door een mondig en ontwikkeld volk komt ontwikkeling. En niet door de ontwikkeling als cadeau te geven aan de gemeenschap. De filosofie zegt, dat door cadeaus te geven aan het volk, het volk verlamd wordt en dat is gebeurd in de koloniale periode, waarbij het volk heeft leren krijgen. We hoefden (mochten) niet zelf te denken, voor ons werd nagedacht. Lanti was de gever, de Sinterklaas en die attitude is zo gebleven in deze periode van zelf doen.
Daarom moet er een totale ombuiging, een mindshift, komen.
Drs. B.Premchand