Ruim een jaar geleden werden in Dagblad Suriname, in de rubriek “Vrije Tribune”, armoede en honger als de hoofdoorzaken van de negatieve schoolprestaties van de GLO-leerlingen gekwalificeerd. In een integraal goed functionerend regeringsbeleid zou dit vraagstuk van armoede en honger in de eerste plaats de minister van Sociale Zaken en Volkshuisvesting moeten regarderen. Indien vervolgens mocht blijken dat deze factoren de voornaamste oorzaken zijn die de schoolprestaties negatief beïnvloeden, dan zou de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling samen met de minister van Sport- en Jeugdzaken een cluster moeten vormen en gezamenlijk de problemen van deze kinderen aanpakken. Maar de betrokken ministers hielden zich alleen bezig met de reguliere activiteiten en toonden klaarblijkelijk minder interesse voor de dagelijkse problemen van de doelgroep. De president zag de problemen van de kinderen met de dag groeien en de examenresultaten waren voor hem niet bevredigend.
Uit deze overwegingen wordt een commissie samengesteld die tot taak heeft de heersende problemen waarmee de kinderen vandaag worden geconfronteerd in het bijzonder in relatie tot de schoolgaande kinderen in kaart te brengen. Er werd gekozen voor het model van het verstrekken van schoolmaaltijden, opvang en begeleiding etc. Maar de ministers behoren te weten dat de president (alleen) het beleidskader aangeeft. Nimmer mag verwacht worden dat de president zich in details met de planning en uitvoering van de gegevens bezig zal houden. Belangrijk is het dat de werkarmen, beleidsmedewerkers en deskundigen de boodschap van de president goed begrijpen, de opdracht in groter perspectief zien, en geen andere interpretatie aan de opdracht geven. Uit de verrichte werkzaamheden en de resultaten is duidelijk gebleken dat de strekking van de boodschap vervat in de opdracht van de president niet goed begrepen is. In elk geval komt het eindresultaat op een dikke onvoldoende te staan. Klaarblijkelijk hebben de verantwoordelijken de makkelijkste methode van werken gekozen, en hierdoor heeft de aanpak niet het beoogde rendement opgeleverd. Ondanks de grote vrijheid in de keuze van aanpak en uitvoering, kunnen legio organisatorische tekortkomingen gelicht worden om aan te geven waarom het gewenste resultaat niet gerealiseerd is. Tot de doelgroep van de commissie behoren alleen de categorie van kinderen die de glo-scholen bezoeken. Dit impliceert dat nog steeds heel veel kinderen buiten de populatie van de commissie vallen n.l.:
a. kinderen die het kleuteronderwijs volgen;
b. kinderen die de schoolleeftijd nog niet bereikt hebben (thuis blijven) enz.;
c. kinderen die uit armoede de school niet kunnen bezoeken;
d. kinderen die een vorm van hoger onderwijs volgen: MULO, LTO, etc.
volgens de 8ste volkstelling zijn er meer dan 60.000 kinderen die behoren tot de categorie a. en b. , die wel/niet het kleuteronderwijs volgen en zij die de schoolleeftijd nog niet bereikt hebben en in de leeftijdsklasse 0 jaar – 5 jaar vallen. Dit grote aantal kinderen dat in dezelfde levensomstandigheden verkeert van behoeftig/niet behoeftig, komt misschien vanwege organisatorisch onvermogen van de commissie, niet in aanmerking voor de schoolmaaltijden. Met andere woorden een belangrijk deel van onze kinderen wordt in honger (armoede) gelaten en die mogen, zo te zien, verder verpauperen.
Het basisuitgangspunt is dat alle leden ( kinderen) van het gezin leven in armoede en allemaal worden geconfronteerd met het armoedevraagstuk. In feite zijn dus alle leden van het gezin c.q. huishouden hulpbehoevend. Er zijn meerdere alternatieve methoden om dit probleem aan te pakken. Zo bijvoorbeeld het verstrekken van financiële bijstand aan een verantwoordelijk gezinshoofd, dat kinderen heeft in de categorie 0 t/m 14 jaar, een optie die meest beantwoordt aan de realisatie van het gestelde doel. Frappant en teleurstellend is te mogen constateren dat slechts 25% van de totale uitgaven, wordt besteed aan de component voeding. Een belangrijk deel van de uitgaven voor voeding wordt besteed aan andere componenten, waarvan de kinderen niet direct profiteren. Deze wanverhouding in het kostenplaatje wordt geëlimineerd door acceptatie van de voorgestelde aanbeveling. Deze operatie kan zeer simpel worden uitgevoerd in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting en de organisatie van de algemene ziektekostenverzekering. Dit laatste instituut heeft vrijwel alle data beschikbaar. Het alternatieve model heeft als resultaat dat er meer kinderen die honger lijden, kunnen worden geholpen. Reeds eerder is aangehaald dat door de huidige aanpak slechts een deel van de kinderen wordt geholpen. Een ander, ook belangrijk deel dat behoeftig is en dus wel aanvullende voeding nodig heeft, komt echter niet in aanmerking voor de voorziening. Ondanks de inspanningen van het ministerie vertoont het resultaat van de glo-toets van het laatste jaar toch nog een dalende trend. Hieruit valt al heel snel te concluderen dat dit model van opvang en begeleiding als beleidsmaatregel geen dominante rol hebben kunnen spelen bij het bevorderen van de schoolprestaties van de kinderen. Honger en armoede staan nog even recht overeind. Aan de hand van de ontplooide activiteiten wordt de indruk gewekt alsof het ministerie tracht de oorzaken van de slechte schoolprestaties te elimineren, zonder exact de oorzaak te weten wat het precies wil. Men moet als commissie het gewicht van de oorzaak kwantificeren en de oplossingsprioriteiten aangeven. Het is jammer te moeten vaststellen dat negatieve handelingen zich frequent manifesteren. Dit merken wij ook bij voorzieningen voor de jeugd uit sociaal- economisch zwakke gezinnen, waarbij de overheid fondsen beschikbaar heeft gesteld om de noden te lenigen. De volwassenen (verantwoordelijken) die een voorbeeldfiguur dienen te zijn, schromen er echter niet voor om uit financiële overwegingen (hebzucht ) en financieel gewin, de moreelethische en religieuze waarden overboord te gooien. Er wordt openlijk corruptie gepleegd waardoor het belang van de kinderen wordt geschaad en in elk geval niet optimaal wordt verwezenlijkt. Tenslotte, de president die zoveel macht ten dienste heeft en met zoveel bevoegdheden gezegend is, kan het werk op een juiste wijze laten uitvoeren. Als er van alle kanten beweerd wordt dat bij de naschoolse opvang er zoveel njang wordt gemaakt, dan moet onze president erop toezien dat de bevoegde autoriteiten in actie komen. Zaken moeten als zodanig onderzocht worden, frauduleuze handelingen van personen moeten ontrafeld worden en uiteindelijk moet dit project de beoogde resultaten opleveren.
D. Girdhari