Hoe Duur Was De Suiker? Eindelijk krijgen we antwoord op de vraag. Aanstaande woensdag, 4 december, gaat de film na maanden wachten in première in Suriname. Hoofdrolspeelster Gaite Jansen (Sarith), Yootha Wong-Loi-Sing (MiniMini) en Genelva Krind (Maisa) zijn speciaal naar Suriname gekomen om de première bij te wonen. Samen met schrijfster Cynthia Mcleod en regisseur Jean van de Velde stonden ze de pers te woord.
Première is ook fundraising
Daarbij werd bekendgemaakt dat de gehele opbrengst van de première zal worden geschonken aan enkele goede doelen die door de schrijfster zelf zijn uitgekozen. Het betreft onder andere het Blindeninstituut en Stichting Matoekoe. Cynthia Mcleod sprak haar oprechte dank uit naar alle mensen die een kaartje hadden gekocht. Omdat de première een fundraising is geworden, zijn er een zeer beperkt aantal vrijkaarten uitgegeven.
‘Iemand die minder waard is dan een hond’
Hoofdrolspeelster Gaite Jansen is voor het eerst in Suriname. ‘Het was echt altijd een droom om een keer hierheen te komen. Het is helemaal te gek!!’ Ze heeft zich voor haar rol als meesteres van Mini Mini moeten verdiepen in het gevoel van hoe het zou zijn om ‘iemand te bezitten die eigenlijk minder waard is dan een hond’. Het verbaasde haar hoe gemakkelijk het wel niet gaat om het gevoel van macht te ervaren, om het zich eigen te maken. ‘Als een ieder om je heen je behandelt alsof je de machtigste ben, dan kan je heel gemakkelijk in die rol kruipen. Dat verbaasde mij wel.’ Ook de andere hoofdrolspeelsters moesten zich verdiepen in hun rollen, maar dan in die van slaven.
‘We waren niet sakafasi genoeg’
Genelva Krind en Yootha Wong-Loi-Sing (beiden woonachtig in Nederland) hebben research gedaan en vooral Yootha verbaasde zich over de jaarverslagen en de dagboeken uit die periode die ze tegenkwam, waarbij de Nederlanders precies bijhielden wat ze deden. ‘De nonchalance waarmee er werd gesproken over de slaven. Het was handelswaar! Ze werden niet gezien als mensen.’ Ze vertelt verder dat het extra moeilijk was, omdat het gevoel dat Mini Mini had geheel tegen haar eigen gevoelens indruiste. ‘Het was voor beide partijen wel vanzelfsprekend. Voor de meesters om zo met hun slaven om te gaan maar ook voor de slaven, zo was hun wereld.’ Tijdens het opnemen in Zuid Afrika merkte ze ook de resten van de apartheid. ‘Natuurlijk merk ik dat, maar ik ben er gevoelig voor. Voor anderen was het bij de afschaffing gelijk klaar en bestaat het niet meer. Maar bij ons heb je ook nog restanten van die periode en laat staan daar waar het nog veel verser is. Als we ergens gingen met de ploeg konden we echt wel merken dat mensen ons anders bekeken. We waren ook anders dan de gekleurde bevolking daar natuurlijk. We waren niet sakafasi genoeg!’
Engelssprekende slaven in Suriname?
De film is dus niet in Suriname opgenomen. Dat komt deels omdat het verhaal zich afspeelt op een suikerplantage. ‘Die zijn er niet meer hier’, aldus regisseur Jean van de Velde ‘Ik had natuurlijk wel graag hier willen schieten.’ Door middel van computertechnologie en met behulp van fotografie van de historische panden aan de Waterkant is het toch gelukt om een beeld te kunnen creëren van hoe Paramaribo er in die periode uit moet hebben gezien. Er was zelfs nog enige strijd om de taal die gesproken zou worden. Vanuit de producenten werd geopperd dat de slaven Engels moesten spreken, met het oog op de internationale markt. Gelukkig heeft Van de Velde voet bij stuk gehouden. ‘Tot het laatst heb ik volgehouden dat de taal het Sranang moest zijn, minder goed voor de internationale markt maar toch. Het slaat toch nergens op dat in een film over Surinaamse slaven er Engels gesproken wordt.’ Een groot deel van de figuranten was ook van Zuid-Afrikaanse komaf. ‘Naderhand zijn hun teksten ‘gedubt’ door Surinaamse acteurs.’
Gitaar met twee snaren
De film koste uiteindelijk 4,6 miljoen Euro. Volgens Van de Velde een krap budget voor een historisch drama. ‘Omdat het een historisch drama is, kan je niets gebruiken uit deze tijd. Dus alles moest gemaakt worden, van koetsen tot huizen tot kleding!’ Ook door het grote aantal pagina’s dat vertaald moest worden naar een filmverhaal was de (werk)druk hoog om toch binnen het budget te blijven. ‘Maar door hard werken van vooral de jonge acteurs en de filmploeg in Zuid-Afrika is het allemaal gelukt. We hebben ze uitgedaagd muziek te maken met een gitaar die maar twee snaren heeft!’
Helaas geen Surinaamse film
Vanuit de pers worden meerdere vragen gesteld omtrent de financiering van de film. Zo wordt er gevraagd of er Surinaams geld in zit. Een vraag waar de schrijfster meteen en kordaat antwoord op geeft. ‘Nee! Er zit geen Surinaams geld in. Helemaal niks. Suriname had er voor kunnen kiezen natuurlijk! Want hadden wij dit zelf kunnen doen? Ja! Maar Suriname kiest ervoor 18 miljoen uit te geven aan Carifesta en wat hebben we daaraan overgehouden?! Wat hebben we daarvan over?! Suriname had kunnen kiezen hier 5 miljoen aan uit te geven en dan hadden wij dit voor eeuwig gehad!! Maar daar heeft Suriname niet voor gekozen, hoor!’ De film is helemaal gefinancierd door Nederlandse instanties.