Het is geen zeldzaam verschijnsel dat politieke gezagsdragers besluiten nemen die op ondeugdelijke adviezen of slechte beleidsvoorbereiding zijn gebaseerd. Dat overheidsbeleid vraagstukken betreft die meestal in de sfeer van meerdere beleids- en kennisgebieden liggen, is bekend. Dit noodzaakt tot groepsoverleg en afstemming, omdat de besluitvorming daarover doorgaans niet aan het inzicht van de enkeling kan worden overgelaten. Waar in al deze gevallen uiteenlopende kennisgebieden betrokken moeten worden zal geen enkele beleidsbepaler genoegen kunnen nemen met een marginale voorbereiding van het te nemen besluit. Ook de huidige president is meer dan eens geconfronteerd met onbevredigende beleidsadviezen of met zwakke beleidsvoorbereiding. Volgen wij de huidige critici van het regeringsoptreden, dan wordt het beeld opgeroepen van betere tijden uit het (recente) verleden. Niets is minder waar. De verzwakking van het totale bestuursapparaat en misbruik van ambtelijke organisaties en staatsbedrijven door politici en politieke partijen zijn vertrouwde beelden die tot vandaag herkenbaar zijn. Waar de raad van ministers staat voor het gezamenlijke overleg en de gezamenlijke besluitvorming, is het niet meer dan logisch dat ministers, vicepresident en regeringsleider zich kunnen beroepen op publieke organisaties die zijn gevormd voor het permanente en constructieve overleg op de vele gebieden waarop afstemming noodzakelijk is. De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich herhaaldelijk uitgelaten over hervormingen in het staatsapparaat, gerichte hrm-opleidingen vanwege zijn departement zijn vaker ter sprake gebracht. Het blijft ook daarbij. Deze bewindvoerder moet overigens ook functioneren zonder de beschikking over vakspecialisten op het gebied van organisatiekunde en human resource management, terwijl vanuit directieniveau op departementen geen impulsen gegeven worden aan de kwaliteitsverbetering van het overheidsapparaat. De hoogste publieke managers kunnen zich immers niet onttrekken aan hun verplichte zorg voor goede organisatiestructuren en personeelsformaties. De verschillende ministeries functioneren nog steeds als afzonderlijke brievenbussen waarin beleidsvraagstukken worden gedeponeerd die voor betreffende ministers zijn bestemd. Een districtscommissaris heeft kort geleden de noodzaak van het interdistrictenoverleg benadrukt. Het geeft wel te denken dat een bestuurlijk veranderingsproces op districtsniveau zich moet voltrekken zonder een gestructureerde vorm van integraal overleg tussen de hoogste managers in de districten. Gebrek aan afstemming en informatie-uitwisseling tussen overheidsorganisaties blijft een ernstige blokkade voor goed beleid en effectief openbaar bestuur. Het feit dat de regeringsleider tal van commissies instelt voor uiteenlopende vraagstukken getuigt van weinig vertrouwen in overheidsorganisaties. Het functioneren van deze commissies heeft overigens geen noemenswaardige verbetering van de beleidsvoorbereiding teweeg gebracht. De zwakte op het gebied van beleidsadvisering en beleidsvoorbereiding mag geen vraagstuk zijn waarvoor de regeringsleider aanstonds moet worden aangesproken. Als de afstemming tussen ministers niet naar wens verloopt, moet in de eerste plaats in de richting van de vicepresident gekeken worden. Immers, vanuit deze positie moet gerichte communicatie over en weer tussen ministers in de eerste plaats vorm en inhoud krijgen, er van uit gaande dat bewindslieden over het vereiste denk- en werkniveau voor hun rolvervulling bezitten. Iets wat wel een kopzorg van formaat is. Niet zonder reden heeft de vicepresident de dagelijkse leiding van het ministersteam. Hij heeft de taak het ministerscollectief te richten door dit team te laten anticiperen op veranderende omstandigheden en verwachtbare of vaststaande toekomstige ontwikkelingen. Elke minister wordt ook in staat geacht binnen eigen gelederen een verantwoorde beleidsvoorbereiding op gang te brengen. Helaas vallen slechts weinigen op door kwaliteitsarbeid. Naast vervangen van de president is de vicepresident ook de strateeg die samen met zijn dagelijkse team tijdig inspeelt op allerlei ontwikkelingen en het contact met de maatschappelijke omgeving voortdurend in het oog houdt. Professionaliteit als veranderingsvoorwaarde geldt heel nadrukkelijk voor degenen die zich geroepen voelen onze maatschappij te richten en in te richten. En ja, professionaliteit gaat nu eenmaal verder dan kennis en ervaring, en gaat ook over wie je bent, jouw houding, waarden, gedragsnormen en zingeving. De regeringsleider zal het stellig niet gemakkelijk krijgen wanneer steeds weer blijkt dat vraagstukken binnen belangrijke beleidsgebieden worden bestudeerd zonder betrokkenheid van belanghebbende instanties, er geen permanente en geformaliseerde raden voor integraal beleidsoverleg bestaan , bekwame projectontwerpers en projectmanagers ontbreken, dan kunnen wij ons voorstellen wat de kwaliteit van de beleidsvorming wel zal zijn. Als burgers merken wij maar al te vaak hoe dikwijls overheidsbesluiten tot stand komen zonder betrokkenheid van externe belanghebbenden of belangrijke actoren. Traditioneel voltrekt het overheidsbeleid zich in een sfeer van misverstanden, communicatieproblemen en conflicten tussen overheid en de externe omgeving. Onvoorspelbaar gedrag vanuit de samenleving verstoort goed openbaar bestuur ook aanmerkelijk. De opmerking is op zijn plaats dat de vicepresident niet er aan voorbij moet gaan dat niet de administratieve of personele vraagstukken zijn primaire aandacht verdienen, doch van hem als dagelijkse leider van het ministersteam wordt verlangd dat op intelligente wijze wordt omgegaan met zijn sturende rol op het gecompliceerde veld van beleidsvorming en beleidsuitvoering. Het kabinet van zowel de president als vicepresident dient te beschikken over een keur van zeer bekwame personen die over veel meer beschikken dan routinematige kennis of een universitaire graad. Deze hoge gezagsdragers hebben niets aan lieden om zich heen die zich opstellen als hitteschilden of komen aandraven met schaamlapprojecten om toch maar te laten zien dat zij ook met een zekere issue bezig zijn.
Stanley Westerborg
(Organisatieanalist
[email protected])