Het Surinaams bedrijfsleven is niet helemaal tevreden met de voorwaarden die zijn gesteld met de verlenging van de vrijstelling van rechten op de invoer van bedrijfsmiddelen. Een voorwaarde is dat slechts bedrijven met een maximaal aantal van 25 medewerkers en een jaaromzet van maximaal SRD 250.000 in aanmerking komen voor de vrijstelling. Aan kleine ondernemingen wordt vrijstelling verleend van invoer van een bedrijfsmiddel met een minimale waarde van US$ 1.000, bij de invoer van goederen ter vervaardiging van bedrijfsmiddelen met een minimale waarde van US$ 500 en bij de invoer van goederen ter vervanging van onderdelen van een bedrijfsmiddel met een minimale waarde van US$ 500.
De beschikking met de daarbij gestelde condities voor gedeeltelijke vrijstelling is per 11 november 2013 in werking getreden en is van kracht voor een periode van 4 maanden. Voorzitter Ferdinand Welzijn van de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB) zegt desgevraagd aan Dagblad Suriname dat de regering verzuimd heeft om in breed overleg te treden met het bedrijfsleven. ‘We hadden wat meer overleg gewild als bedrijfsleven. Afgelopen dinsdag waren delen van het bedrijfsleven nog in gesprek met de commissie van het ministerie van Financiën die deze kwestie in opdracht van de regering afhandelt.’
Voor de mijnbouwsector geldt een vrijstelling van 90%. Welzijn zegt dat voor de mijnbouwsector de onredelijkheid hem zit in het feit dat de multinationals in dit opzicht zijn bevoordeeld. ‘Dit levert een situatie op van oneerlijke concurrentie met de lokale bedrijven’, zegt de VSB-topper. Bovendien is de vrijstelling al een poos bedongen voor de mijnbouwsector. De gedeeltelijke vrijstelling was in 2010 ingevoerd om de productie te stimuleren en werd op 15 september dit jaar ingetrokken. De Staat ontbeerde miljoenen, omdat er onder andere geen statistiek- en consentrecht betaald hoefde te worden door ondernemers in de productiesector.