Suriname is in de ban van de viering van 38 jaar onafhankelijkheid. Bij de viering van deze dag is het voor iedereen die expliciet stilstaat bij deze dag van belang om terug te kijken en vooruit te blikken. Hoe verder wij immers af zullen gaan van de dag van 25 november 1975, hoe groter de kans wordt dat wij anders aankijken tegen deze dag. Elke terugblik blijft echter afhankelijk van de individuele ontwikkeling die men als persoon en als organisatie heeft gemaakt. Als we in 2013 terugkijken naar 25 november 2013 dan moeten wij zeggen dat het te betreuren is dat, ondanks de vele stappen die gezet zijn in de goede richting, velen het Suriname dat buiten het eigen huis ligt niet echt beschouwen als hun eigen huis. Dat blijkt uit een aantal zaken zoals de wijze waarop wij letterlijk de straten en wegen bouwen in dit land, de manier waarop wij met vuil omgaan, de wijze hoe wij andermans kinderen behandelen en wat wij dromen om te maken van hetgeen wij als burger hebben geërfd. Bij 38 jaar onafhankelijkheid valt het op dat de Surinamer zich niet genoeg burger voelt van een land. Dat maakt dat af en toe ook gezegd wordt dat Suriname een land in wording is. Het gaat het om ons bewustzijn en de wijze bijvoorbeeld hoe gezinnen kijken naar de toekomst en naar hun kinderen. Na de onafhankelijkheid was er zeker een generatie die anders aankeek tegen het nieuw verkregen land en de nieuwe verkregen status. Die generatie wordt oud en sterft beetje bij beetje af. Er wordt nu anders aangekeken tegen nationale zaken, ook bijvoorbeeld tegen een nationale sportselectie. Het heeft er even van dat een jonge generatie niet veel waarde hecht aan de nationaliteit, aan het Surinamer zijn. Het is in elk geval niet ‘ouderwets’ om waarde te hechten aan het eigen territorium en de eigen identiteit. We zien internationaal dat nog door jongeren na ettelijke jaren nog waarde wordt gehecht aan de collectieve identiteit, die men soms moet vertegenwoordigen. Als we omkijken naar 38 jaar onafhankelijkheid in 2013 dan merken wij dat in politiek opzicht Suriname een mindere tijd meemaakt. Er zijn krachten in de politiek die de kracht van de belofte (bijvoorbeeld ‘belofte maakt schuld’) hebben geërodeerd. Er zijn ook minder duidelijke krachten in actie in de Surinaamse politiek. Suriname lijkt in 2013 vast te zitten. We weten wat niet goed is voor ons en toch lijken wij niet in staat om het schip te wenden. Een recent voorbeeld is bijvoorbeeld het macro-economisch beleid van de regering. We hebben fouten gemaakt in het verleden, maar we blijven de fouten weer maken. We hebben het over bestedingen en leningen. Maar we hebben het zeer zeker over corruptie. Als we terugkijken naar de periode rond de verkiezingen, dan weten wij dat het graaien in de staatskas een onhebbelijkheid was waarmee mensen met gezag in Suriname belast waren. Er zijn verschillende talen zelfs liederen geschreven over deze periode van verkwanselen van staatsgelden. Wat opvalt in 2013 is dat wij na 38 jaar er niet in zijn geslaagd om sterke corruptieregels aan te nemen. De vooruitgang van de natie Suriname wordt tegengehouden door corruptie. Uitvoering van het sociaaleconomische programma vereist kapitaal. Over het algemeen is die schaars, maar het wordt problematisch als vanwege corruptie meer besteed wordt dan bedoeld en nodig. Eerder stelden wij dat in deze periode wij te maken hebben met bestuurders die onderkennen dat de corruptie de basis is van een haperende aanpak van onze problemen als natie, maar toch niet bereidwillig zijn aan dit fundamenteel probleem dat te maken heeft met het innerlijke van de Surinamer, aan te pakken. In 2013 merken wij dat wij wat dit betreft stil zijn blijven staan of zelfs stappen achteruit hebben gezet. We missen onterecht het gevoel van trots op de natie bij onze personen met gezag. Wat opvalt is dat Suriname moeite heeft om te ontstijgen uit de overgangsfase van kolonie naar soevereine staat. We missen ook nu de generatie die haast heeft. In 2013 merken wij dat wij als regering en als samenleving de tijd van de wereld hebben en het over hebben gelaten aan een andere generatie die een meer stabiele samenleving op poten moet zetten. In een ontwikkelingsfase waarin een grotere rol voor religieuze organisaties was weggelegd, zijn geen alles overstijgende staatsmannen gemaakt en geboren in ons land. De Surinamer wil in 2013 vooral realistisch zijn, omdat hij met hetzelfde concept in de maling werd genomen; en hij wil de rollen ook wel eens omkeren.
In 2013 merken wij dat Surinamers nog ver verwijderd zijn van de fase waarin tegelijkertijd genoeg kracht aanwezig is om de samenleving en met name de jeugd in dezelfde richting te bewegen. Vrijwilligers zijn niet gemakkelijk te vinden voor jeugdwerk, zelfs niet onder rr-leden. Een deel zit zelfs liever voor de winkel bier te drinken dan werken aan de vorming van de jeugd.
In een aantal rangschikkingen komt de Surinaamse samenleving bekaaid ervan af. Wat we in 2013 meemaken, is een vreemde vorm van oppositievoering in DNA. Echter zijn er toch tekenen van hoop. We hebben een mooi land, cultuur en geen gewapende conflicten. We hebben een generatie peuters en kleuters die wij vanaf nu anders kunnen beïnvloeden. De naschoolse opvang moet gebracht worden als een bewijs van liefde van de volwassenen aan de waardevolle Surinaamse kinderen, indien volwassenen nalaten hun gif erin te mengen. De president moet zich uitspreken en aangeven hoe belangrijk kinderen voor hem zijn: meisjes en jongens. Wij hebben na 38 jaar onafhankelijkheid nodig krachten in de burgerij die de negatieve vibraties uit o.a. de politiek kunnen neutraliseren. Daarvoor is een meer betrokken onderwijzersklasse en dat van de intellectuelen noodzakelijk. Op dit vlak is een enorm vacuüm te merken in Suriname. Op weg naar de komende vieringen van de onafhankelijkheid is het vereist dat wij weer gaan geloven in idealen.