‘George Hindorie is de held van de onafhankelijkheid’, zegt de gewezen voorzitter van de Staten van Suriname, Emile Wijntuin, aan Dagblad Suriname. Na de brandstichtingen indertijd nam Hindorie het initiatief om over te stappen naar de NPK-regering. Op deze wijze sloeg de 19-19 stand in het parlement over naar 20 – 18 voor de coalitie die o.a. bestond uit de NPK. Een krappe meerderheid voor de coalitie bracht op 25 november 1975 de onafhankelijkheid. De Nationale Partij Kombinatie (NPK) bestond toen uit de NPS, PNR, PSV en de KTPI. Zij hadden samen 22 zetels, terwijl de VHP alleen 17 zetels telde. De VHP was fel gekant tegen de onafhankelijkheid. Ze vond deze te vroeg plaatsvinden. Midden 1975 verlieten Paul Somohardjo, Liesdek-Clarke en Lee Kong Fong de NPK en vormden een driemansfractie zodat de NPK nog maar op 19 van de 39 zetels kon rekenen. Spoedig daarna was Lee Kong Fong enige tijd onvindbaar. Hij zou zijn ondergedoken na intimidatie door partijgenoten, zodat de verhouding in de Staten 19 tegen 19 was en er geen besluiten meer genomen konden worden. ‘Toen ook nog eens onrust in het land uitbrak met onder andere brandstichtingen en een mislukte moordaanslag op Arron, besloot het VHP-Statenlid George Hindori de regering te steunen om een mogelijke burgeroorlog te voorkomen.’ Deze handeling van Hindori wordt door Wijntuin bestempeld als ‘heel dapper’.
Maar Hindori zelf heeft na zijn daad, die als verraad werd aangemerkt, met gemengde gevoelens rondgelopen. ‘Hij vroeg me of hij er goed aan had gedaan om over te lopen of niet’, aldus Wijntuin. Hoewel Hindori door deze stap binnen zijn partij verguisd werd, besloot de VHP in deze nieuwe situatie om toch maar met de NPK samen te werken aan een nieuwe grondwet en zich neer te leggen bij de snelle onafhankelijkheid die op 25 november 1975 een feit werd.
‘De periode voor de onafhankelijkheid was beslist niet gemakkelijk in Suriname’, weet Wijntuin zich nog te herinneren. ‘Vooral de toenmalige VHP boezemde angst in onder de bevolking dat zij onder druk gezet zouden worden door de toenmalige leider Henk Arron. Gezegd werd dat Arron zijn eigen leger zou hebben om mensen te onderdrukken. Dit zorgde ervoor dat een deel van de gemeenschap angstvallig wilde dat de onafhankelijkheid nimmer moest plaatsvinden. Die vrees resulteerde ook in dat velen hun huis en haard verlieten en in groten getale naar Nederland vertrokken om een veilig onderkomen te zoeken.’
Hoewel Wijntuin de macht in handen had om een referendum uit te schrijven, heeft hij dit niet gedaan. Deze handeling heeft hem nog jaren achtervolgd. ‘Achteraf bekeken zou ik wel een referendum moeten hebben uitgeschreven’, bekende hij. Maar indertijd ging in hem op om het parlement op democratische wijze te laten beslissen. Met de toenmalige fractieleider van de NPK en de griffier vroeg hij advies aan de Verenigde Naties. Daar werd hem voorgehouden dat geen enkel land in de wereld het zal accepteren dat de onafhankelijkheid wordt opgeschoven. Dit nam Wijntuin mee als leidraad en werd het idee voor het uitschrijven van een referendum van de tafel geveegd.
Asha Gajadien-Bhagwat