Gisteren is in Suriname herdacht het feit dat wij 20 jaar geleden het VN Kinderrechtenverdrag ratificeerden. Uit eigen lijfsbehoud hebben slimme generaties geen andere keus dan de ‘upbringing’ van de jongere generatie als topprioriteit te zien. Een andere werkwijze is synoniem aan zelfvernietiging op termijn. De kinderrechten zijn mensenrechten van de hoogste orde. Door de Verenigde Naties is in 1989 het immer relevante Kinderrechtenverdrag aangenomen, dat in 1993 door Suriname werd geratificeerd. De Staat Suriname is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verplichtingen die voor ons voortvloeien uit het Kinderrechtenverdrag, maar concreet is verantwoordelijk het ministerie van Sociale Zaken. Dat heeft primair vanwege zijn beleidsgebied zelfstandig de uitvoerverantwoordelijkheid over enkele van die verplichtingen, terwijl het ministerie wat de verplichtingen van andere ministeries betreft monitorend en coördinerend optreedt. De VN Commissie inzake rechten van het Kind monitort de vorderingen die door de lidstaten gedaan zijn en plaats steeds na rapportage haar kanttekeningen met betrekking tot de implementatie. In 2007 maakte de commissie opmerkingen met betrekking tot een waslijst aan maatregelen, die nog getroffen moesten worden en werd aan Suriname gevraagd om eerder en wel in 2010 weer een rapport te schrijven, waarover weer opmerkingen in 2011 werden gemaakt. In het kort kwamen deze onder meer erop neer dat men uitkeek naar de Wet Opvanginstellingen (toen: Raamwet Opvang) die nu is aangenomen in DNA. Suriname werd erop gewezen dat al in 2007 gevraagd was naar een ombudsman om klachten te ontvangen aangaande de naleving van het Kinderrechtenverdrag. In 2010 zou de regering melding hebben gemaakt van de voorbereiding van dit instituut, maar we hebben het nog niet. Wat het binnenland betreft was al in 2006 in een United Nations Common Country Assessment vermeld dat de patronagepolitiek de versterking van lokale gemeenschappen (waar 10% van de bevolking woont) en het welzijn van die kinderen aldaar bedreigde. Ook werd melding gemaakt van discriminatie van kinderen van Marrons en Inheemsen. In Suriname was de instelling van een Gelijke Kansen Commissie aanbevolen, maar die is er nog niet. Tussen de genoemde gemeenschappen en het stedelijk gebied zouden er enorme gaps zijn in sociaaleconomische ontwikkeling, gezondheid en toegang tot gezondheidszorg alsmede de beschikbaarheid van schoon drinkwater. Alleen 18% van de huishoudens in het binnenland heeft stromend water, alleen 31% heeft goede sanitatie. Kinderen lopen grote risico’s voor chronische ondervoeding. Ook is er het probleem van onvolledige gezinnen: minder dan de helft van de binnenlandse kinderen leeft met ouders, een achtste leeft zonder enige ouder. In 2007 had de VN Suriname ook gewezen op het brute optreden en het gebruik van geweld door de politie tegenover kinderen die in gevangenschap leefden. Door de VN was Suriname ook aanbevolen om bij wet het toepassen van fysiek en psychologisch geweld tegen kinderen te verbieden, niet alleen op school, maar ook in het gezin, opvanginstellingen en opvoedingsgestichten. In 2010 vroeg de VN ook aandacht van Suriname voor het seksueel geweld tegen kinderen. Vooral Creoolse en Marron-kinderen zouden veel gewelddadig gedrag van volwassenen ondergaan. De VN wees Suriname ook erop dat ons land een bron-, doorvoer- en bestemmingsland is van mensenhandel waarin kinderen het slachtoffer zijn. De Paho zou wijzen naar de goudvelden en de countrys assessment maakte gewag van meisjes in casino’s, clubs en de straten van Paramaribo. De VN heeft het ook gehad over verkrachting van meisjes van de Inheemse en Marron-gemeenschappen in de mijn- en bosbouwgebieden. Door de VN werd gevraagd naar goed onderwijs voor alle kinderen in het binnenland en aanpak van de oorzaken die kunnen leiden tot kinderarbeid. Aanbevolen is om het nieuwe Wetboek van Strafrecht aan te nemen, waar de leeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid verhoogd wordt naar 12 jaar, naar begeleiding van hen die als jeugdige met justitie en politie in aanraking komen en gescheiden detentieruimten apart van volwassenen. De lijst lijkt oneindig lang met nog een heleboel mankementen in ons systeem die te maken hebben met de huwbare leeftijd, geboorteregistratie binnenland, opvang van hiv-geïnfecteerde kinderen, opvanginstellingen, kinderen met een beperking, financiële ondersteuning van staatswege, armoede onder vrouwen, malaria, uitdroging, ondervoeding, tienerzwangerschappen, gedwongen huwelijken, alcohol- en drugsgebruik, onderwijsongelijkheid, vakscholing en cultuur- en taalbehoud. Ettelijke aanbevelingen zijn door de lidlanden gedaan ten aanzien van Suriname die met het bovenstaande te maken hebben.
Het Kinderrechtenverdrag (en zijn twee protocollen) omvatten de uitgebreide scala aan rechten van het kind op het recht om te overleven, bescherming tegen gevaar, misbruik en exploitatie en participatie in familie en op cultureel en sociaal gebied. Het verdrag gaat uit van non-discriminatie, toewijding aan het belang van het kind, het recht op leven, overleving en ontwikkeling en respect voor de visie van het kind. Het verdrag zet standaarden met betrekking tot gezondheidszorg, onderwijs en rechts-, en sociale bijstand. Wat de minister dat Sozavo aan ons aan vorderingen heeft gepresenteerd, weegt niet op hetgeen in 2007 en weer in 2010 ten aanzien van het Kinderrechtenverdrag is aanbevolen. Er schort nog een heleboel en daarom moeten er extra efforts op het ministerie worden gemaakt om de andere ministeries genoeg aan te steken. Als we dat niet doen creëren we een onzekere toekomst voor onszelf. De waardigheid van het kind noopt ons echter ook om ten volle de kinderrechten, vervat in het Kinderrechtenverdrag, te implementeren.