Het onlangs gehouden Surinaamse Internationale Onderwijscongres was volgens mediaberichten zeer vruchtbaar; parlementsvoorzitter Simons zette haar onderwijsvisie uiteen en oogstte veel bijval. Maar wie het pleidooi van de DNA-voorzitter onder een vergrootglas plaatst, krijgt een andere indruk. In het Finse model dat mevrouw Simons uiteenzette, behalen leerkrachten op hun schoolniveau naar keuze een academische graad en is er geen sprake van een inspectie, omdat elke leerkracht voor dat specifieke niveau een deskundige is. Vermoedelijk is de DNA-voorzitter voorstaander van dit model voor het Surinaamse onderwijs; waarom zou ze anders een pleidooi erover houden? In hoeverre is het Finse model bruikbaar voor het Surinaamse onderwijs? De leraren van de mulo- en middelbare scholen behalen naar keuze een bevoegdheid. Men slaagt er al jaren niet in om alle middelbare scholen te bemannen met volledig bevoegde leraren, een groot aantal leraren is nog steeds beperkt bevoegd. Op de muloscholen is de zaak ook nijpend: elk jaar is er een groot tekort aan bevoegde vakleraren. Hoe wil de DNA-voorzitter deze scholen voorzien van academisch geschoolde leerkrachten? Vanwaar wil zij die halen? In het Finse model is er geen sprake van een inspectie, omdat elke leerkracht voor dat specifieke niveau een deskundige is. Maar deskundigheid van de leerkracht biedt nog geen garantie dat de onderwijsstandaarden worden nagestreefd en nageleefd. Niveaubewaking en controle op realisatie van onderwijsdoelen zijn vereist. Onze onderwijsinspectie heeft daarom ook een controlerende functie. Wil je voldoen aan de onderwijsstandaarden, dan mag dit controle mechanisme beslist niet ontbreken. Bij elk systeem is controle nodig. Zo controleert de DNA de regering, Clad de overheidsuitgaven. Opleiding en bekwaamheid van het personeel bieden geen harde garantie voor het goed functioneren van een systeem. In ons onderwijs is de controle net zo hard nodig. Ook in de DNA. Ondanks haar inspanningen lukt het mevrouw Simons nog steeds niet alle leden van haar college de DNA-vergaderingen te laten bijwonen. Het ontbreekt bij velen van hen aan plichtsbesef en discipline. Zelfs met dreigementen krijgt zij velen niet altijd en op tijd op de vergaderingen. Waarom denkt zij dan wel dat plichtsbesef en discipline aanwezig zullen zijn bij leerkrachten zonder inspectieapparaat? Misschien kan een variant van het Finse model eerst in de DNA worden uitgeprobeerd: alle DNA-leden moeten een academische opleiding hebben. Als het daar goed werkt, kan het misschien op onze scholen worden uitgeprobeerd. Het is goed om te kijken hoe het buiten onze grenzen gebeurt, maar we moeten niet blindelings systemen van andere landen overnemen, want de condities en randvoorwaarden in Suriname zijn totaal anders. Voorts is mevrouw Simons van oordeel dat de schoolresultaten omhoog zullen schieten als er een veilige, respectvolle en stimulerende omgeving wordt gecreëerd. De slechte schoolresultaten zouden volgens deze bewering geheel of gedeeltelijk komen door het niet in voldoende mate aanwezig zijn van een veilige, respectvolle en stimulerende omgeving op de scholen. Dit is een desavouering van de onderwijsgevenden in Suriname, als zouden zij nu niet zorgen voor de door haar genoemde condities. Kan de DNA-voorzitter aangeven waar de situatie onveilig is voor leerlingen en leerkrachten en waar er geen wederzijds respect bestaat? Ook wees de NDA-voorzitter de leerkrachten op hun grote verantwoordelijkheid: aan hen wordt voor het grootste deel van de dag het dierbaarste bezit van de samenleving toevertrouwd. Leerkrachten vormen een bijzondere beroepsgroep, die recht heeft op een academisch inkomen. Dit lijkt mij een zeer populistisch standpunt van haar. Juist zij dient het beter te weten dat een academisch salaris voor leerkrachten niet haalbaar is. Vanwaar haalt zij zoveel extra geld voor de duizenden leerkrachten? De andere beroepsgroepen zullen onmiddellijk salarisaanpassing eisen. Hoe denkt mevrouw Simons die andere groepen tegemoet te komen? Tijdens een bezoek onlangs aan de DNA voorzitter bracht het Comité Kindvriendelijke Media in Suriname ( KMS ) onder haar aandacht dat aanstootgevende en gewelddadige televisieprogramma’s overdag alleen maar toenemen. Deze programma’s zijn voor jonge kinderen niet goed. De voorzitter zei dat het ook haar is opgevallen dat overdag schokkende beelden in Surinaamse televisie-uitzendingen te zien zijn, waaraan jonge kinderen worden blootgesteld. De schokkende beelden dateren niet van gisteren. Als de DNA voorzitter allang bekend was met zulke beelden op de televisie, waarom heeft ze dan niet eerder/in een vroeg stadium ingegrepen? Moest er eerst vanuit de gemeenschap een signaal uitgaan? De DNA-voorzitter heeft gelijk dat leerkrachten en scholen voor onze kinderen een veilige, respectvolle en stimulerende omgeving moeten creëren. Het Surinaamse parlement onder leiding van mevrouw Simons moet dat ook doen; zij heeft haar beschermende plicht naar jonge kinderen verzaakt: de jeugd wordt al jaren blootgesteld aan schokkende televisie beelden. De voorzitter zei dat de problemen in ons onderwijs bekend zijn: er zijn talloze congressen gehouden erover. Dit vind ik heel schokkend: hoewel de problemen allang bekend zijn, is er tot nu toe geen adequate oplossing gekomen. In plaats daarvan vindt men het belangrijker een onderwijsvisie op lange termijn te ontwikkelen. Toekomstvisie op het onderwijs is zeker nodig, echter moeten de hedendaagse problemen prioriteit krijgen. Ons onderwijs kampt met vrij veel problemen: denk aan de lagere scholen waar het nieuwe systeem niet goed werkt, aan de aanhoudende slechte examenresultaten, aan de muloscholen waar er een nijpend tekort is aan bevoegde leraren in bepaalde vakken en aan de middelbare scholen waar er nog veel beperkt bevoegde leraren lesgeven, aan het ontbreken van voldoende leer- en hulpmiddelen, aan de miskoop van veel schoolboeken en aan het ontbreken van periodieke bijscholing van leerkrachten en van applicatiecursussen bij de implementatie van nieuwe methoden. En ik denk ook aan de slechte aansluiting van het mulo natuurkundeonderwijs op dat van de middelbare scholen. Met het vak natuurkunde op de muloscholen is het vrij slecht gesteld: van de ongeveer 80 leraren die het vak verzorgen, is slechts de helft bevoegd in het vak. Bij het natuurkundeboek horen er ontzettend veel proefjes die dienen voor beter begripsvorming. Een groot percentage (65 %) van de muloscholen heeft helemaal geen practicummateriaal om die proefjes te doen voor en met de kinderen. Veel natuurkundeleraren missen de vaardigheid in het opstellen van goede toetsen en in het nakijken van door de leerlingen gemaakte repetities. Tijdens een tweedaagse training aan mulo natuurkundeleraren vorig jaar liet ik 49 leraren een door 1 leerling gemaakte repetitie nakijken. Ik gaf ze een correctiemodel met de bijbehorende puntenwaardering. Elke leraar moest het blaadje van die ene leerling nakijken en een cijfer geven. Het resultaat was heel schokkend: 3 leraren gaven een 3; 7 leraren een 4; 15 leraren een 5; 16 leraren een 6; 6 leraren een 7 en 2 leraren een 8. We zien dat voor hetzelfde repetitiewerk de leerling verschillende cijfers krijgt; dat is afhankelijk van welke leerkracht het blaadje nakijkt. Dat mag beslist niet het geval zijn. Op die training heb ik samen met de leraren gezocht naar de oorzaken van deze grote verschillen. Er is toen met ze afgesproken om in het schooljaar 2013-2014 een vervolg training te geven. Voor de bijna 40 natuurkundeleraren die deze training niet hebben gevolgd, zou deze herhaald worden. Dat was met de vorige minister van onderwijs besproken en door haar toegezegd. Ik spreek de hoop uit dat de huidige onderwijsminister de geplande trainingen laat doorgaan.
Jack Mohanlal ([email protected])