Opvallend was gisteren een optreden weer van de voorzitter van het Jeugdparlement tijdens een radio-interview. Aan hem werd de vraag gesteld aan wie het te wijten was dat het door de president beloofde gebouw van het Nationaal Jeugdparlement (NJP) er nog niet staat. De NJP-voorzitter werd door de journalist subtiel verleid richting het maken van een verwijt, maar hij viel er niet voor. Uit zijn antwoord proefden wij zelfreflectie en zelfkritiek en dat zijn aanwijsbare tekens van een jongeman, die kan groeien naar positief leidinggevend burgerschap. Maar een waarschuwing is op zijn plaats, omdat de angst er altijd is dat hij gecorrumpeerd wordt door de door persoonlijke belangen gedreven partijpolitiek, dat vaker jaagt op de NJP-velden. In elk geval was het indrukwekkend dat de NJP-voorzitter zonder te aarzelen voor het uitblijven van het NJP-gebouw ook schuld accepteerde. Het zou gaan om een collectief falen, zei de NJP-voorzitter. Het komt in Suriname, zowel in privé-verband, in het organisatieleven en zeker in de politiek, niet vaak voor dat men de schuld ook op zichzelf legt. Het NJP heeft omtrent het uitblijven van zijn gebouw geen herrie gemaakt en ook in de media nooit een punt van gemaakt. Verklaard werd dat men vrij hoopvol was toen op gegeven moment duidelijk was dat een locatie was geïdentificeerd voor het gebouw. Overigens komt het vaak voor dat in Suriname terreinen worden geïdentificeerd en dat de faciliteiten niet komen. Een voorbeeld is het ziekenhuis van Wanica.
Wij berichtten vorig jaar mei dat op de begroting SRD 1 miljoen was opgebracht voor het opzetten van het ziekenhuis. Het NJP maakt sinds de wettelijke instelling in 2004 gebruik van locaties die behoren aan Jeugdzaken, gevestigd op het terrein van het CCS. De regering heeft in maart 2011 bij monde van president Desi Bouterse de jeugd een eigen pand beloofd. Ex−NJP−voorzitter en MC−assembleelid Melvin Bouva kreeg in maart 2011 van het staatshoofd de speciale missie dit project te trekken. Het NJP zou hebben aanbevolen om het gebouw te plaatsen in Zuid of Noord Paramaribo. In maart 2011 zou minister Paul Abena van Jeugd- en Sportzaken bij de verkiezing van de leiding van het NJP stellig hebben doorgegeven dat het gebouw spoedig zou verrijzen. Met het bovenstaande is dus duidelijk dat de regering zich uitdrukkelijk heeft gecommitteerd en zelfs bedragen op de begroting heeft vrijgemaakt. Voor 2014 is voorlopig gepland om SRD 6 miljoen te besteden aan het opzetten van het gebouw van het NJP.
Het NJP hoeft dus het boetekleed niet aan te trekken, omdat er duidelijke en concrete beloften zijn gedaan. Waarom de NJP-voorzitter zo snel het boetekleed aantrekt en eigenlijk de regering vrijwaart van kritiek is een vraag die zeker opkomt. De NJP-voorzitter heeft het einde aangekondigd van zijn NJP-tijdperk. Het NJP heeft in het begin zich uitdrukkelijk uitgesproken over partijpolitieke inmenging en partijpolitieke participatie door de NJP-leden. Enige jaren terug is het ijs gebroken toen een aantal NJP-leden konden verdedigen dat zij de partijpolitiek niet zouden mijden en dat het kan samengaan. Op gegeven moment waren zeker drie voormalige NJP-gelieerde personen actief op de politieke lijst bij de verkiezingen. Een werd gekozen bij de NJP, een kwam later erbij via opschuiving en een andere maakte een redelijke beurt en maakt zich op voor de komende verkiezingen. Het is geen moreel-ethisch dilemma meer voor politieke partijen om te vissen in het NJP-vijver. Het is te vergelijken met het eeuwenoude dilemma van het leeftijdsverschil in de liefde. Er zal om te geraken tot de verjonging door partijen zeker gejaagd worden op NJP’ers, vooral die met een min of meer bekende naam. De NJP-voorzitter gaf aan dat hij in 2014 andere ambities heeft en dat hij daarover nog niets zal prijsgeven. Logischerwijs denken wij in de eerste plaats aan de politiek. Het feit dat hij de regering en met name de president die uitdrukkelijk de belofte voor een gebouw heeft gedaan, bespaart van kritiek zou een teken kunnen zijn dat de huidige NJP-voorzitter onder de noemer van verjonging op zeker niveau deel zal nemen aan de verkiezingen, misschien namens de NDP, maar misschien even goed voor een andere partij. Op zich is het een recht van de Surinaamse burger op politiek niveau te participeren. Het NJP echter moet geen battlefield zijn van de politiek. Ook moet het NJP niet structureel misbruikt worden als een springplank van jongeren naar lucratieve politieke banen. Tot op zekere hoogte is het werven en ronselen door politieke partijen van met de door belastinggeld specifiek gevormde jongeren niet te voorkomen. Maar wat wij ook opmerken, is dat veelbelovende jongeren, die deel uitmaakten van de jeugdinstituten, in de politieke arena van ons parlement heel snel afstompen en alle manifestaties van een academische vorming van zich afwerpen of snel verliezen. Het politieke werk in het parlement schijnt niet bij te dragen aan verdere intellectuele vorming die aansluit op de academische vorming. We kijken uit hoe de politieke partijen zullen oogsten waar ze niet hebben gezaaid. In elk geval moeten deze partijen ervoor zorgen dat geen afstomping van de jongeren plaatsvindt, dus een zogenaamd corporate social responsibility accepteren. Tot nu toe is dat niet het geval.