‘Het grondenrechtenvraagstuk kan een serieus obstakel gaan vormen in de uitvoering van het internationaal houtverdrag.’ Dit zegt parlementariër Mahinder Rathipal, die lid was van de commissie die de wet die Suriname’s toetreding tot dit verdrag regelt, moest voorbereiden. De wet is afgelopen dinsdag openbaar aangenomen. De oppositiefractie waarvan Rathipal deel uitmaakt, had de vergadering uit protest verlaten nog voordat de behandeling van het concept begon. Rathipal vindt het jammer dat de grondenrechtenkwestie niet uitputtend aan de orde is gekomen tijdens de behandeling. De regering heeft nog geen definitief standpunt hierover. De vraag is dan op welke manier de regering denkt deze wet na te leven en de rechten van de Inheemsen en Marrons te waarborgen, als er nog geen beleid is op dit stuk. De regering had een traject ingezet om te komen tot oplossing van de grondrechtenproblematiek, maar heeft dat nog niet afgerond.
Rathipal vraagt zich af welke stappen de regering verder zal ondernemen op dit stuk. Hij wijst ook op de problematiek met betrekking tot de controversiële uitgifte van concessies. ‘Dit kan de uitvoering van deze wet, waarin onder meer de criteria zijn vastgelegd voor het verkrijgen van middelen uit de bosbouwsector, bemoeilijken. De VHP’er waarschuwt voor het niet-transparante concessiebeleid dat mogelijk ervoor kan zorgen dat Suriname geen profijt haalt uit haar toetreding tot dit verdrag. ‘Het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) voert een beleid dat niet duidelijk vermeld aan welke bedrijven en personen bosbouwconcessies zijn uitgegeven. De informatie beperkt zich slechts tot waar de concessies zijn uitgegeven’, zegt Rathipal. Ook ontbreekt noodzakelijke specifieke data over het gebruik van de concessierechten. De parlementariër vindt dat het tot nog toe onduidelijk is hoeveel contributie Suriname zal moeten betalen nu zij partij is van dit verdrag. Voorts is het onduidelijk welke voordelen ons land zal halen met haar toetreding. Rathipal vindt dat er nog te weinig gedaan wordt aan het maken van beleid gericht op het maken van eindproducten. ‘Hierdoor kan je als land veel meer halen uit de bosbouwsector. Vanwege ondercapaciteit van de productie verdient Suriname jaarlijks slechts US$ 340.000 uit deze sector.’ De parlementariër verwijst ook naar overeenkomsten die ons land eerder getekend heeft in dit verband, zoals Forest Carbon Partnership Facility,
, maar waarvan de resultaten van de toetreding nog vrij pover dan wel onbekend zijn. De wet die de toetreding van ons land tot het International Tropical Timberverdrag (ITTA) goedkeurt is, met 26 stemmen aangenomen.