De Artikel IV-consultaties van het IMF zijn in de jaren waarin Suriname een economische groei boekte en geprezen werd voor een prudent financieel beleid steeds onderdeel geweest van de communicatie van de regering naar het volk. Enige dagen terug heeft het IMF in verband met zijn reguliere consultaties in Suriname, de conclusies gepresenteerd. Wat nu wel opvalt dat vanuit de moederbank – in tegenstelling tot eerder – nu in gelijke mate aandacht wordt besteed aan zowel de plus- als de minpunten. Deze veranderde houding noopt tot nadenken, mede met het oog op de persconferentie die de door de bank werd belegd om de monetaire situatie in het land te bespreken. Verborgen in dat bericht lag zeker het verwijt naar de regering toe in het kader van de vastgestelde verspilling, waarvoor de bank zich niet verantwoordelijk wenst te stellen. Daarvoor is Financiën verantwoordelijk en die zou toen al bezig zijn met correcties. Over de valutasituatie en de betaaldiscipline van de Staat worden al geruime tijd opmerkingen gemaakt en vanuit de bank en de nauwer met het financiële beleid belaste coalitieleden hebben altijd het beleid van de huidige regering verdedigd en gewezen op de tijdelijkheid van de zaak. Aangezien structureel een aantal misstanden – valutaschaarste, wanbetaling, aantasting van de monetaire reserves en verhoging van de binnenlandse en buitenlandse staatsschuld – een structureel karakter aanneemt, zal op gegeven moment naar zondebokken worden gezocht, vooral in aanloop naar de verkiezingen. De Financiënminister heeft al hiervan het gelag moeten betalen. Terwijl aan de ene kant veracht wordt dat een prudent uitgavenbeleid wordt uitgevoerd, wordt aan de andere kant een systeem in stand gehouden waarbij een groot deel van de begroting gaat naar vrienden en familie. Dit laatste betreft het gedeelte van de beleidsprogramma’s (leveren van diensten inclusief adviezen en goederen in dit kader en het kanaliseren daarvan) en ook de apparaatskosten waar vaste mensen (nu anderen) nu ontvangen in het kader van aanschaffingen (kantoorbenodigdheden ruim, consumptie, vervoer en zelfs onroerend goed). Bij het zoeken naar de zondebok, wordt de hand niet in eigen boezem gestoken. Vandaar dat de CBvS nu wel in gelijke mate aandacht vestigt op de waarschuwingen vanuit het IMF. Gezegd moet worden dat een aantal waarschuwingen vast voorgekomen is in onze Artikel IV-missieconclusies. Over het algemeen betroffen die de afhankelijkheid van onze economie als leverancier van voornamelijk grondstoffen en de gevoeligheid van volatiliteit/marktfluctuaties (van prijzen), de koppeling van de deviezensituatie van vraag en aanbodmechanismen en uitblijvende fiscale hervormingen. Het aantal waarschuwingen en alarmerende conclusies/constateringen was in het laatste rapport niet van de lucht. In het kader van onze gevoeligheid aan de marktprijzen, werd opgemerkt dat goudprijzen zijn gekelderd en is het als een uitdaging aangemerkt om het effect daarvan te verzachten. Het IMF constateert ook dat afgezet tegen de stijging van het exportvolume van goud, de toename van de productie van olie en aluminium iets minder is. Het IMF merkt voorts ook op dat leningen in de niet-productieve sector, alhoewel dalende, nog hoog zijn. De fiscale positie van de Staat zou substantieel zijn verzwakt volgens het IMF. Aanleiding tot deze conclusie is de mate waarin de belastinginkomsten (ruim) zich verhoudt met de overheidsuitgaven. In 2012 zou de gap er nog zijn. Het IMF wijt deze gap aan de sprong omhoog in de overheidsuitgaven. In het eerste kwartaal werd de noodzaak om meer belasting te innen hoger, door meer overheidsbestedingen als gevolg van loonsverhogingen en kapitaaluitgaven. Het IMF constateert dat maatregelen die de overheid sinds maart 2013 zou nemen om de bestedingen te beperkingen, toch een tekort zal worden gerealiseerd in 2013. Ook de verhouding importuitgaven en exportinkomsten is een punt van zorg volgens het IMF. In het eerste kwartaal van 2013 zou deze situatie verder zijn verzwakt, vanwege seizoensgebonden terugval van ontvangsten en de val van de goudprijzen.
Wat het IMF ook noteert, is de terugval van de monetaire reserves die nu gelijk zouden staan aan 4.25 maand aan importen. Het IMF raadt ons aan om het fiscaal raamwerk te verbeteren, onder andere wordt uitgekeken naar een op een gegeven moment door de autoriteiten genoemde ‘Wet beheer staatsmiddelen’ (public financial management law) die bestedingen verder in toom zouden kunnen houden op middellang termijn. Het IMF benadrukt weer de noodzaak van een BTW-belasting. Voorts is de regering erop geattendeerd voorzichtig om te gaan met het verwerven/vermeerderen van aandelen in twee goudbedrijven. Ook is de nadruk gelegd op de snelle groei van kredietverstrekking en de noodzaak om het staatsaandeel in de bancaire sector te verlagen.
Een aantal oude en enkele nieuwe kritiekpunten is opgenomen in de verse Artikel IV-conclusies van het IMF. Een zaak die toch wel onze aandacht vereist, zijn de bestedingen en de ruime verspilling die daarbij in het kader van de regelarij en corruptie plaatsvindt. De regering is niet van plan om daaraan iets in deze regeertermijn te veranderen. Op het fiscaal gebied zijn eerder veranderingen voor te stellen. De waarschuwingen van het IMF zullen regulier op dezelfde wijze herhaald worden, maar tot aan de verkiezing toe zal het IMF nog geen alarmbel luiden, noch zal de situatie zijn veranderd waarschijnlijk vooral met de bestedingen. Op de monetaire autoriteiten en de regeringsleider wordt een beroep gedaan om de constateringen, conclusies en aansporingen van het IMF serieus te nemen. De ruimte moet niet gelaten worden voor het IMF om weer te constateren dat er maatregelen zijn getroffen, maar dat die doel hebben gemist.