In het kader van de ‘reconstructie van het financieel beheer’, aangekondigd bij de laatste jaarrede van de president, is de Financiënminister de laatste in een rij van 12 ministers die de laan wordt uitgestuurd. Dit is een teken dat wij in de afgelopen periode geen stabiele regering hebben gehad, aangezien ministers vanwege hun taakstelling en bevoegdheden geen ceremoniële functie hebben. Uit de Surinaamse praktijk blijkt ook dat ministers geruime tijd besteden aan het verkennen van hun departement en beleidsgebieden en doorgaans vangt dat aan het moment dat men zijn/haar voet op het ministerie zet. In het geval van het laatste ontslag kan zeker gesteld worden dat wij niet te maken hadden met een Financiënminister die streng lette op de staatspenningen. Onder haar bewind is er veel geld verspild en hebben mensen zich kennelijk ook flink onrechtmatig verrijkt. Ministers hebben op de helft van het dienstjaar de voor hun geallocceerde middelen opgemaakt en dat is hen toegestaan. De Financiënminister behoort – alhoewel aangesteld door de president – een vuist te kunnen maken tegen zijn/haar baas. Vanwege de wettelijke inkadering van de ruimte van de Financiënminister met strafbaarstellingen, behoort het werk van de Financiënminister met een zekere persoonlijke verantwoordelijkheid (een geweten) te worden verricht. Immers, men kan met zijn/haar lijf in de gevangenis belanden. Een onoplosbaar conflict met de regeringsleider die ruimte geeft aan ministers om de staatskas te ledigen, moet in principe leiden tot de indiening van de portefeuille door de minister zelf. In onze politieke geschiedenis is dat een aantal keren gebeurd, met name in regeringen met een NDP-signatuur. De Financiënminister behoort een lastige minister te zijn en daarvoor moet je je mannetje in het kabinet kunnen staan. Zonder ondersteuning van de president is het onmogelijk dit werk te doen. Wat er nu gebeurd is, is dat de president zelf het functioneren van deze minister heeft ondermijnd door ruimte te laten voor corruptie en regelarij. Zelf was de minister ook incompetent als gekeken wordt naar de ontoelaatbare flexibiliteit die ze aan de dag legde. Voorts klemde ook de minder harmonieuze relatie met de CBvS-president die het trouwens recent het ook had over verspilling. De CBvS zit eigenlijk ook in een zodanige gegijzelde positie dat het voor hem onmogelijk is om op zijn streven te staan. Hij heeft een baan bij uitgerekend IMF opgezegd om voor veel geld in Suriname te werken. Hoe gemakkelijk is het voor deze functionaris als persoon om die functie vaarwel te zeggen? Het kan zijn dat hij vastzit vanwege persoonlijke keuzes, tenzij hij een riante opzegclausule heeft ingebouwd in zijn contract dat hem 5 jaar salaris garandeert.
Het ontslag van de laatste Financiënminister heeft te maken met een mismanagement van het regeerteam door de president. De president wordt omringd door personen die alleen maar uit zijn op persoonlijk voordeel, en dat is immers ook verklaard door zijn bezoldigde geestelijke begeleider. De president heeft ruimte gegeven aan politieke vrienden om blad te maken, vandaar dat de kritiek er is tegen overfactureringen en bedrijven van familie en vrienden die goederen en diensten voor veel geld leveren aan de regering. De president en de DNP hebben de aanzet daartoe gegeven en de andere partijen, met name de PL en Abop, hebben de president gevolgd waardoor de verspilling alleen maar groter is geworden. Men ging er kennelijk ervan uit dat die ruimte er was, omdat er economen zijn binnen de NDP-gelederen die het een zonde vinden dat miljoenen SRD’s opgepot liggen zonder dat het wordt besteed. De president zoekt nu naar schuldigen van het financieel wanbeheer en dat geeft aan dat de oppositie en critici gelijk hebben: er is financieel wanbeheer. Aangezien al zeker 2 ½ jaar in DNA en daarbuiten constant wordt geklaagd over verspilling, waarover de eerste minister niet durfde te praten, kan geconcludeerd worden dat de grootste verantwoordelijke de president zelf is. Bovendien moet gesteld worden dat het ontslag van de minister prematuur lijkt en tegenstrijdig is met wat de president daags terug verklaarde in zijn jaarrede. Hij zei dat de president nu pas heeft ontdekt dat het financieel management van de Staat manco’s vertoont (‘al vele jaren’) zoals onvolkomenheden en oneffenheden in administratieve processen en procedures binnen het financiële beheer, waarvoor ‘acuut’ ingrijpen noodzakelijk is. De regering zou een ‘diepgaande analyse … laten maken’ om vast te stellen waar het fout gaat, corrigeren en financieel beheer transparant maken. De regering althans ‘wij’ zou(den) ‘de ordening van de financiële administratie en het financiële beheer (lees: De Reconstructie van ons Financieel Beheer) zo snel als mogelijk ter hand te nemen, zodat wij op zeer korte termijn een gezonde financiële controle kunnen hebben met onder andere als oogmerk het tijdig kunnen betalen van rekeningen afkomstig van dienstverleners aan de Staat’, aldus de president. Is de diepgaande analyse al in 10 dagen gemaakt? Is de minister de verantwoordelijke voor de jarenlange manco’s in processen en procedures althans wat zijn de bottleneck? Uit het persbericht omtrent het ontslag blijkt dat de minister verantwoordelijk was voor het trage verloop van de betalingsverplichtingen, met andere woorden er was geld maar de minister betaalde niet uit, met opzet of vanwege laksheid. De minister is verantwoordelijk voor de (jarenlange, volgens de jaarrede) administratieve onoverzichtelijkheid. De minister was ook verantwoordelijk voor de afwezigheid van de financiële transparantie. De minister communiceerde niet met belanghebbenden. Alleen deze laatste reden is aannemelijk. De eerste twee gronden zijn vanuit de jaarrede niet toe te schrijven aan de minister. Uit het schrijven blijkt dat de minister dwars lag bij het verkrijgen van een overzicht van de financiële stand van zaken van de Staat. Er valt heel veel te zeggen over het ontslag van de Financiënminister en veel pijlen wijzen terug richting de president. De vraag rijst of de regeringsleider een degelijk financieel met alle beperkingen voor politieke vrienden en familie wil. Uit het feit dat de president zich distantieert van de verantwoordelijkheid om orde op zaken te stellen in de regering – zoals ook blijkt uit de jaarrede – is deze vraag heel moeilijk bevestigend te beantwoorden.